Deze website gebruikt analytische cookies om inzicht te krijgen in de populariteit van de aangeboden artikelen (webstatistieken). Persoonlijke gegevens van bezoekers worden niet vastgelegd.

Op verzoek van het Koploperloket van het Ministerie van ELI is onderzocht hoe de financiering van koplopers – ondernemers die voorlopen in innovatie en duurzaamheid - kan worden verbeterd. De aandacht hiervoor komt voort uit de opvatting dat de maatschappelijke zoektocht naar duurzaamheid onvoldoende doorwerkt in een marktvraag naar duurzame innovaties, waardoor die laatste bijzonder risicovol zijn.

Om de vraag te beantwoorden of er tekort is aan financiering van koplopers in Nederland is de financiering van alle innovatoren vergeleken met die van innovatoren in milieu en duurzame energie. Koplopers maken producten in uiteenlopende sectoren, maar in dit onderzoek wordt aangenomen dat ze relatief vaak - statistisch - onder de categorie Milieu- en Energiesector worden geplaatst. De gebruikte data bestrijken de jaren 2001 tot en met 2009. Gebruikt zijn CBS-gegevens voor R&D-bedrijfsuitgaven en de aantallen innovator-bedrijven, alsmede de statistiek van investeringen in deelnemingen van de Vereniging van Participatiemaatschappijen (VPM). Daarnaast zijn data gebruikt over overheidssteun voor het concurrentiebeleid over 2008. Het onderzoek neemt een gangbare fasering van innovatieprocessen als basis: R&D, start-up, demonstratie, groei (start van productie) en (pre-)commercialisatie. De diffusie blijft buiten beeld.

Speelveld nadelig voor koplopers

Tussen 2001 en 2009 gaven 106 duurzame innovatoren gemiddeld 79 miljoen euro per jaar uit aan R&D van bedrijven. Daarnaast bedraagt de private deelneming-investering gemiddeld 30 miljoen euro in 22 duurzame innovatoren. Gemiddeld is circa 20% van alle duurzame innovatoren door deelnemingen gefinancierd; ze zijn vanaf 2005 zeer sterk gegroeid maar in 2009 was er een investeringsdip. Er blijkt amper zaaigeld voor start-up en er is een tekort aan deelnemingen voor de (pre-)commercialisatie. De verhouding overheidssteun tot private financiering in 2008 lag bij duurzame innovatoren lager dan bij alle innovator-bedrijven. De totale overheidssteun voor kennis en innovatie was zo’n 1.200 miljoen euro tegenover 55 miljoen euro voor de duurzame innovatoren, ofwel slechts 4.6% van de totale steun ten opzichte van 20% bij de deelnemingen. Ook de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen investeren weinig in duurzaam. De hypothese dat de Nederlandse overheid een nadelig level playing field voor duurzame innovaties schept, rechtvaardigt onderzoek naar overheidsteun voor duurzame versus alle innovatoren.

Gewenste instrumenten

Een tweede vraag is of er voldoende financiële instrumenten zijn voor duurzame innovaties. Een goed internationaal overzicht, Fundetec, laat zien dat er vele aanbodgerichte instrumenten bestaan, maar dat er een tekort is voor de startfase van innovatieprocessen. Andere studies suggereren tekorten voor de demonstratie- en groeifasen maar definities van fasen zijn weinig consistent en criteria voor landen-vergelijkingen weinig coherent. De diversiteit aan aanbodgerichte instrumenten staat in contrast met het gebrek aan instrumenten om de marktvraag naar duurzame innovaties te bevorderen, bijvoorbeeld de stimulering van inkoop en gebruik van duurzame innovaties.
Vijftien financieringexperts en twaalf koplopers zijn bevraagd in hoeverre er betere of nieuwe instrumenten nodig zijn. Er bestaat consensus dat financiering van innovatieprocessen lastig is, dat banken hiervoor weinig geschikt zijn en dat er meer kennis nodig is om zo de risico’s van financiering van duurzame innovaties te beperken. Velen menen dat de private financiering in Nederland bijzonder lastig is maar volgens de financiers komt dit vooral door de zwakke overheidsregulering, wat de vraag naar duurzame innovaties remt. De financiers menen dat subsidies voor de R&D- en startfasen nodig zijn, waarbij een deel daarvan revolving kan zijn bij winst en ze bepleiten overheidsgaranties voor de investering en rekening courant. Hun wens om tot vraaggerichte instrumenten te komen, komt in verschillende vormen tot uiting, zoals burgers als informal investor te betrekken, starters via lokale instrumenten bevorderen, overheidsinkoop met duurzaamheid- en innovatiecriteria, alsmede vergaande en transparante labels en certificaten. De meeste koplopers vinden de financiering van de opschaling bijzonder lastig. Ze wensen meer subsidies voor R&D- en startfasen, en uitbreiding van borgstellingskredieten voor de groei (alsmede combinaties daarvan). Voor de uitvoering wenst men een integrale (interdepartementale) aanpak, meer promotie van nieuwe regelingen en helderheid in de beoordeling van de steun. Ondersteunende ambtenaren (accounts) en groene innovatienetwerken van ondernemers, financiers en overheden worden bepleit.
Samenwerking tussen financiers en koplopers bij kennisontwikkeling over investeringsrisico’s in duurzame innovaties in combinatie met vraaggerichte instrumenten hiervoor en overheidssteun voor de beginfasen van innovatieprocessen is een formule om duurzame innovaties te bevorderen.


Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Dr. Yoram Krozer, University Twente - CSTM and Sustainable Innovations Academy: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.. Het rapport kan op verzoek worden toegestuurd.