Deze website gebruikt analytische cookies om inzicht te krijgen in de populariteit van de aangeboden artikelen (webstatistieken). Persoonlijke gegevens van bezoekers worden niet vastgelegd.

Overheidsingrijpen beïnvloedt het speelveld voor hernieuwbare en fossiele energiebronnen. Een goed beeld van het speelveld, de ingrepen en de gevolgen daarvan ontbreekt op dit moment echter. Ecofys en CE Delft hebben daarom, in opdracht van ENECO en Triodos bank, het speelveld en de ingrepen in kaart gebracht en de effecten op de prijzen van energie gekwantificeerd. De studie is bedoeld als een inhoudelijke inbreng in de publieke en politieke discussie over het energiebeleid en het optimaal aanwenden van publieke middelen.

De studie trekt de volgende conclusies over de verschillende overheidsinterventies en hun omvang in de energiemarkt.

Interventies op het eindgebruik

  • De grootste overheidsinterventies grijpen aan op het eindgebruik van energie (samen € 4,6 mld). Het gaat hier om overheidsinterventies zoals belastingvrijstellingen en –kortingen. De belangrijkste zijn belastingvrijstelling voor kerosine, scheepvaartbrandstoffen en rode diesel (omvang: € 1,7 mld) en kortingen op de energiebelasting, vooral bij het gebruik van aardgas (omvang: € 1,8 mld).
  • De (degressieve) vormgeving van de Nederlandse energiebelasting, die per eenheid energie minder belasting oplegt naarmate het gebruik hoger is, leidt ertoe dat kleinverbruikers met zo'n € 2,8 mld in 2010 meer betaalden dan de werkelijke (in- en externe) kosten van energie, maar dat grootverbruikers juist € 1,8 mld te weinig betaalden.
  • De accijnzen binnen het personenvervoer voor de preferente brandstof bij zakelijke en 'veelrijders' (diesel) zijn lager dan die voor de preferente brandstof voor 'weinigrijders' (benzine)..

Interventies bij de opwekking van energie

  • Aan de productiekant van energie is de mix van onderzochte interventies primair gericht op koolstofarme technologieën. In 2010 ging er € 1,0 mld overheidsgeld naar fossiele energiebronnen en kernenergie en € 1,3 mld naar duurzame energie. 
  • Daarnaast zijn enkele interventies geïdentificeerd die niet eenvoudig zijn te kwantificeren, maar die wel gevolgen hebben op het speelveld. Een belangrijk voorbeeld zijn de financiële risico's bij energieprojecten. Vanwege beleids- en reguleringsonzekerheid liggen die bij duurzame energie hoger dan bij fossiele energie.

Productiekosten en externe effecten van energie

  • Als de externe kosten van elektriciteit worden meegerekend in de prijzen, nivelleert dat de verschillen in opwekkingskosten voor duurzame energie, kernenergie en fossiele energie aanzienlijk. Dit betekent bijvoorbeeld dat nieuwe windturbineparken op land zonder subsidies concurrerend zijn met nieuwe gas-, kolen- en kerncentrales.
  • De bestaande overheidsinterventies voor fossiele en kernenergie zullen resulteren in blijvend hoge budgetten, want die zijn niet of veel minder afhankelijk van leercurves.

 Perspectief voor effectievere maatregelen

Deze studie identificeert de volgende mogelijkheden om bij te dragen aan een effectiever klimaat- en energiebeleid:

  • De energiebelasting is nu degressief. Als de leidraad is dat elke gebruiker minimaal de externe kosten van elektriciteit en gas dient te betalen, zouden (gedeeltelijke) vrijstellingen grotendeels moeten verdwijnen. Een uniform belastingtarief voor alle gebruikers is een belangrijke eerste stap op weg naar meer energiebesparing in de industrie en kan de kosten voor het halen van klimaatdoelen aanzienlijk verminderen.
  • Het stelsel van belastingen en accijnzen op energieproducten en brandstoffen zou meer in lijn kunnen worden gebracht met de CO2-emissies en energie-inhoud van de betreffende brandstoffen. Recent publiceerde de Europese Commissie hiertoe een voorstel voor aanpassing van de bestaande Energiebelastingrichtlijn (zie ook elders in deze Nieuwsbrief).
  • In 2010 kwam nog altijd € 1,0 mld ten goede aan de productie van elektriciteit uit fossiele brandstoffen, wat niet direct in lijn is met de overheidsdoelstellingen voor verduurzaming van de energievoorziening.
  • Er is perspectief voor het verlagen van projectrisico's voor hernieuwbare energie, waarmee ook de SDE-premie lager kan worden. Dat kan bijvoorbeeld door vergunningsprocedures te verkorten, door aansluiting op het (elektriciteits)net te vergemakkelijken of door een stabieler overheidsbeleid.
  • Internaliseren van de externe kosten – ook bij de conservatieve waarden in deze studie - zou de verschillen in opwekkingskosten voor hernieuwbare energie, kernenergie en fossiele energie aanzienlijk nivelleren. De toename van het aantal concurrerende technologieën maakt een effectiever beleid richting besparing en hernieuwbare energie mogelijk.


Het rapport werd samengesteld door Erika de Visser, Thomas Winkel, David de Jager, Rolf de Vos (allen Ecofys) en Martijn Blom en Maarten Afman (beiden CE Delft). Voor meer informatie over deze studie kunt u contact opnemen met Martijn Blom. Email: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.  of tel 015-2150150.