Deze website gebruikt analytische cookies om inzicht te krijgen in de populariteit van de aangeboden artikelen (webstatistieken). Persoonlijke gegevens van bezoekers worden niet vastgelegd.

Een schone economie met weinig broeikasgasemissies in 2050 vereist een ingrijpende vernieuwing in het energiesysteem in Nederland. Een tijdspanne van 40 jaar is krap. Onzekerheden over nieuwe technologieën en hun betaalbaarheid kunnen verlammend werken en een bedreiging vormen voor de haalbaarheid. Het is daarom cruciaal om met alle partijen te komen tot afspraken en consistentie in het beleid op een route die ook het karakter van een zoektocht moet houden.

Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) heeft in samenwerking met het Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN) het rapport Naar een schone economie in 2050: routes verkend uitgebracht. Het uitgangspunt voor de studie is geweest een vermindering van de broeikasgasemissies met 80% ten opzichte van nu. Daarbij is de methodiek van backcasting toegepast. Honderden varianten voor het gewenste toekomstbeeld en dan vooral voor het energiesysteem in 2050 zijn geanalyseerd. De conclusie is dat vier bouwstenen een cruciale rol spelen: vermindering van de vraag naar energie, inzet van biomassa, afvang en opslag van CO2 en meer productie en gebruik van CO2-vrije elektriciteit. In het laatste geval zijn windmolens, zonnepanelen, kernenergie en geothermie technische opties aan de productiekant en voertuigen en warmtevoorziening op elektriciteit of waterstof aan de gebruikskant. 

Als één van de vier bouwstenen buiten beeld zou worden gelaten, dan moeten de andere drie in zo grote mate worden ingezet dat de haalbaarheid en duurzaamheid onzeker zijn. Elk van de bouwstenen kent immers onzekerheden en beperkingen. Energiebesparing moet een belangrijke basis leggen, maar voor verregaande besparing zouden ook relatief dure maatregelen moeten worden ingezet. Een grote vraag naar biomassa vergroot het risico van onduurzame praktijken in de vorm van ongewenste omzetting van natuurlijke gronden in land voor teelt elders in de wereld. De opslagcapaciteit voor CO2 in Europa kan aanzienlijk zijn, maar is nog onzeker vanwege de beperkte praktische ervaring. Bovendien blijft het een tijdelijke oplossing. En als heel veel elektriciteit met zon en wind wordt gegenereerd, dan is de balans tussen vraag en aanbod nog een grote uitdaging. De realisatie van een Europees netwerk biedt een mogelijke oplossing, maar is bepaald geen sinecure. Kernenergie ten slotte kent de lastige afweging van risicofactoren. 

Het mikken op een evenwichtige mix van de vier bouwstenen biedt daarom vooralsnog de meeste kans van slagen. De verwachting is dat de directe kosten van zo’n schoon energiesysteem in 2050 in Nederland hoger zullen uitvallen dan doorgaan met de huidige technologie. Indicatieve berekeningen wijzen in de richting van 10 miljard euro aan meerkosten. De onzekerheid daarin is groot (0 tot 20 miljard), afhankelijk van optimistische dan wel pessimistische verwachtingen van de ontwikkelingen van nieuwe technologie en afhankelijk van ontwikkelingen van de prijzen van gas, olie, kolen en ook biomassa. In alle doorgerekende varianten voor 2050 liggen de kapitaalslasten hoger en de kosten voor grondstoffen lager. 

Het uitgangspunt van een evenwichtige mix legt al een basis voor stappen in de richting van implementatie, maar laat onverlet dat er nog vele varianten mogelijk blijven met verschillende inzet van specifieke technieken (als onderdelen van de bouwstenen). Hoewel geen enkele technologie onmisbaar is, zijn er wel met een potentieel groot belang voor de lange termijn. Een voorbeeld is vergassing van droge (vooral geïmporteerde), duurzaam geproduceerde biomassa voor de productie van groen gas of vloeibare biobrandstoffen, de laatste vooral voor vrachtverkeer of luchtvaart. Combinatie met CO2-afvang kan zelfs tot negatieve emissies leiden. Andere voorbeelden zijn elektrische voertuigen, elektrische warmtepompen, wind op zee en schone staalproductie. Al deze technieken zitten nog in de ontwikkelingsfase.

Een routekaart naar 2050 moet dan ook zowel implementatietrajecten als leertrajecten omvatten en krijgt daarom het karakter van een zoektocht. Telkens zal moeten worden ingespeeld op verkregen inzichten en gewijzigde omstandigheden. De haalbaarheid van het einddoel vereist echter ook voortvarendheid en investeringen, uiteraard voor implementatie maar ook leertrajecten vragen om investeringen. Daarbij zijn partijen van elkaar afhankelijk. Neem het voorbeeld van CO2-afvang en -opslag. Voordat één euro wordt geïnvesteerd zullen bedrijven die afvangen, die transporteren en die opslaan met elkaar langjarige contracten moeten afsluiten. Het beleid moet de juiste impuls geven. Welk emissieplafond op welke termijn doet dat of zijn emissienormen nodig? Duidelijke afspraken tussen overheid en stakeholders vergroten de gewenste consistentie in het beleid, waarbij bijsturing op basis van de opgedane ervaringen mogelijk moet blijven. 

Voorkomen moet worden dat mogelijk belangrijke technologieën blijven steken in hun ontwikkeling. Als de toepassing van een nieuwe technologie een zodanige omvang krijgt en voor verdere ontwikkeling ook moet krijgen dat subsidies een te groot beslag leggen op overheidsgelden, dan is zo’n technologie vaak nog te duur om in het marktspel een kans te maken. Elektrische auto’s zijn een voorbeeld. Algemene doelstellingen zoals die voor broeikasgasemissies of hernieuwbare energie in 2020 leiden tot kostenefficiënte maatregelpakketten, waarin vele van de innovatieve technologieën niet voorkomen, omdat die kosteneffectiviteit reikt tot 2020 en niet tot 2050. Meer specifieke ondersteuning is daarom noodzakelijk. Wachten tot na 2020 zou tot kostbaar tijdverlies leiden.


Naar een schone economie in 2050: routes verkend is te downloaden op: 

http://www.pbl.nl/publicaties/2011/naar-een-schone-economie-in-2050-routes-verkend

Contact: Jan Ros, PBL, tel.030-2743025, e-mail: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.