Natuur en landschap moeten niet langer worden gezien als kostenpost, maar als een meerwaarde voor de regionale economische concurrentiepositie. Economie en natuur moeten worden beschouwd als evenwaardige belangen. Ook zullen overheden hun huidige dominante positie moeten durven loslaten: een schuivende verdeling van verantwoordelijkheden tussen publiek en privaat. Dat is in hoofdlijnen het advies van de Sociaal Economische Raad (SER) Brabant aan de provincie Noord-Brabant over nieuwe verdienmodellen voor natuur en landschap.
Kernvraag voor dit advies is hoe de belangen van de bedrijven in Brabant beter of anders kunnen worden gebundeld met de belangen van natuur en landschap. Directe aanleiding is dat de provincies vanaf 2014 financieel verantwoordelijk worden voor het beheer en de ontwikkeling van de natuur buiten de gebieden waarvoor internationale verplichtingen gelden (Natura 2000, KRW e.d.). "Wij zien dit als een kans voor een nieuwe, inspirerende Brabantse aanpak". Voor de Brabantse financieringsopgave wordt in dit advies uitgegaan van een bedrag van ca. € 300 miljoen voor de komende 10 jaar.
Veranderende context
SER Brabant schetst ingrijpende veranderingen in de context van het natuur- en landschapsbeleid. Als gevolg van de terugtredende overheid gaat het krachtenveld tussen publiek en privaat fors veranderen. In dat veranderend perspectief gaat het vooral om de kunst van het 'loslaten' door de overheid en gezien de aloude overheidsdominantie op dit terrein is dat een ware cultuurschok. De commissie ziet echter vooral ook kansen. Het advies komt met een nieuwe en uitdagende filosofie, waarin natuur en landschap niet langer worden gezien als kostenpost, maar als een meerwaarde voor de regionale economische concurrentiepositie. Gewezen wordt in dit verband ook op de onomkeerbare trend van duurzaam ondernemen in het bedrijfsleven en de omvangrijke reeks van 'green deals' die inmiddels zijn gesloten. Hamvraag is nu hoe de financiering van natuur en landschap meer direct in verband kan worden gebracht met de verdiencapaciteit van de Brabantse economie, die jaarlijks ongeveer € 65 miljard bedraagt. Waar zitten de nieuwe hefbomen en wat betekent dat voor het provinciale en regionale beleid?
Praktijktoets
Eén van de bouwstenen voor dit advies is een onderzoek van Telos naar de ervaringen in een 15-tal lopende projecten. Deze praktijktoets wijst uit dat er bij bedrijven en private partijen weliswaar best bereidheid is om te investeren in natuur en landschap, maar dat de huidige systematiek onvoldoende aanknopingspunten biedt en niet tot het gewenste succes zal leiden. Geconcludeerd wordt dat er een schaalsprong nodig is, met fundamentele veranderingen ten aanzien van zaken als eigendom en functieflexibiliteit van grondgebruik. In dat kader worden suggesties gedaan voor slimmer organiseren en slimmer financieren. Belangrijk signaal is overigens dat er in het huidige stelsel onvoldoende vertrouwen bestaat tussen overheden en bedrijven. Dat heeft in belangrijke mate te maken met juridisering en doorgeschoten bureaucratie en regelgeving. Het advies wijst in dit verband op de noodzaak van het vermaatschappelijken van natuurdoelen.
Nieuwe koers
Voor de nieuwe koers van het natuur- en landschapsbeleid, en met name de private financiering ervan, wordt in het advies gewezen op een aantal relevante ontwikkelingen die interessante conceptuele aanknopingspunten bieden. Genoemd worden ondermeer het topsectorenbeleid van het ministerie van EL&I, de maatschappelijke innovatieagenda rond thema's als gezondheid, voedsel en energie, de vrijetijdseconomie en het nieuwe Europese landbouwbeleid vanaf 2014. Op deze 'cross-over' gebieden zit in potentie veel nieuwe draagkracht voor natuur en landschap, maar dat vraagt wel om nieuwe concepten en allianties.
Dit advies sluit aan bij het koersdocument "Stad en Platteland", eind 2011 gepresenteerd als nieuwe koers voor het Brabantse platteland. Naar het oordeel van SER Brabant is dit een belangrijke eerste stap voor een nieuwe aanpak, omdat er meer ruimte komt voor bedrijven en burgers. Er is echter verdergaande vernieuwing nodig, door echte verbindingen te zoeken met de stedelijke gebieden. Daar zit immers een belangrijk deel van de verdiencapaciteit van de economie. Belangrijk uitgangspunt in de voorstellen van SER Brabant is dat economie en natuur als evenwaardig worden beschouwd. Ook vraagt de nieuwe koers om een 'mental shift' want uitgangspunt moet worden dat zowel de natuur als het bedrijfsleven eraan moeten kunnen verdienen. Het vraagt nieuwe business of 'verdienmodellen'.
Nieuwe Verdienrichtingen
Langs twee hoofdlijnen – 'slim financieren' en 'slim organiseren' – wordt in dit advies een scala aan nieuwe verdienrichtingen gepresenteerd. Bij de inventarisatie van nieuwe verdienrichtingen wordt onderscheid gemaakt tussen 'optimaliseren' en 'herontwerpen' (compleet vernieuwen) en daarmee ontstaat een matrixschema aan opties. Stelling is dat het debat in Brabant nu vooral moet gaan over herontwerpen, omdat optimaliseren binnen de bestaande mogelijkheden – hoe waardevol ook – te weinig soelaas zal bieden.
Als het gaat om herontwerpen staat 'gebiedsontwikkeling 3.0' centraal in het denken van SER Brabant. Dit wordt gepresenteerd als operationeel kader. Het natuur- en landschapsbeleid zoekt in die visie aansluiting bij de economische strategische agenda's van de regio's. Gepleit wordt voor de totstandkoming van regionale masterplannen voor gebiedsontwikkeling, waarin overheden en hun stakeholders gezamenlijke ambities formuleren over natuur, landschap en biodiversiteit. In die setting worden de juridische kaders (EU) volgens SER Brabant eerder een stimulans dan een last. In het verlengde van het voorgaande opteert SER Brabant voor het ontwikkelen van regionale natuur- en landschapsfondsen. Actueel voorbeeld is de overeenkomst over het regionaal fonds Eindhoven Airport, waaraan op dit moment wordt gewerkt. Het instellen van regionale fondsen is gekoppeld aan de filosofie om processen fundamenteel anders, dat wil zeggen aan de voorkant, te gaan regelen. De meerwaarde voor het bedrijfsleven is dat dit voorkomt dat men in lange juridische processen vervalt die veel geld gaan kosten. "Het is beter dat geld in de kwaliteit van de omgeving te steken". Dit vereist echter wel een principiële inspanning en gebaar van zowel de natuurorganisaties als het bedrijfsleven. Deze gedachte is cruciaal voor het nieuwe denken over economie en natuur.
Concretiseringsslagen
Er wordt geëindigd met handreikingen voor operationalisering. De Brabantse opgave krijgt een regionale verbijzondering door aansluiting te zoeken bij de vier Brabantse samenwerkingsregio's en de op deze schaal ontwikkelde economische strategische agenda's (het 'economisch DNA' van de regio's). Dringend advies is niet eerst in grote structuren te denken, maar bij voorkeur te starten met concrete projecten. Interessant is het om waar mogelijk aansluiting te zoeken bij de Landschappen van Allure, in welk kader de provincie een stevig investeringsbudget heeft gereserveerd vanuit de Essent-gelden (€ 56,2 mln.). Dit budget moet in de visie van SER Brabant deels dienen als aanjaaggeld voor nieuwe publiek-private arrangementen gericht op het maken van echte allure.
Het advies duidt een aantal concrete pilotgebieden aan waar interessante nieuwe verbindingen kunnen worden gemaakt. Aanbevolen wordt om bij voorkeur aan te sluiten bij concrete probleemeigenaren, vaak grotere bedrijven. Om nieuwe publiek-private ontwikkelingen in de regio op gang te brengen, is de betrokkenheid van ondernemers en met name de grotere bedrijven namelijk cruciaal. In verband daarmee wordt een aangekondigd initiatief omarmd, namelijk waarin een ondernemingsorganisatie heeft gemeld convenantpartner te willen zijn in een op Brabants niveau te sluiten Green Deal 'Economie & Natuur'.
Advies SER Brabant downloaden? Klik: Economie en Natuur in Brabant. Samen Slimmer Investeren! (pdf).