Onlangs heeft STOWA – de Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer – een Afwegingskader Meerlaagse Veiligheid uitgebracht. Dit afwegingskader maakt duidelijk hoe Meerlaagse Veiligheid (MLV) in de praktijk handen voeten kan krijgen. MLV is uitgewerkt aan de hand van drie gebieden: de Waterbestendige stad (Amsterdam), Mare (Dordrecht) en Den Bosch. In die uitwerkingen wordt inzicht gegeven in welke lagen maatregelen genomen kunnen worden en wat de kosten en baten hiervan zijn.
Nederland ligt voor een groot gedeelte onder de zeespiegel. Waterveiligheid is om die reden een van de belangrijkste aandachtsvelden in het waterbeheer. Het waterveiligheidsaspect werd tot voor kort alleen beschouwd vanuit preventie (‘hoe zorg ik dat er geen overstroming plaatsvindt’) en calamiteitenbeheer (‘hoe zorg ik dat er zo min mogelijk slachtoffers vallen’). De laatste jaren is er meer aandacht gekomen voor het ruimtelijk aspect: is het mogelijk om mijn gebied zo in te richten dat als het fout gaat er minder schade is zowel in economische zin als wat betreft aantal slachtoffers. Hiervoor is de term Meerlaagse Veiligheid (MLV) geïntroduceerd.
Meerlaagse Veiligheid: wat is het?
Het concept van MLV is in 2009 het Nationaal Waterplan geïntroduceerd. Binnen het concept is onderscheid gemaakt tussen drie lagen: preventie (laag 1), duurzame ruimtelijke inrichtingen (laag 2) en rampenbeheersing (laag 3). In het syntheserapport over MLV van RWS Waterdienst is op basis van de gebiedspilots geconcludeerd dat wenselijk is om verder vorm te geven aan MLV in beleid en in de praktijk. Onduidelijk is echter nog in welke mate een bepaalde laag moet worden uitgewerkt. De uitwerking van MLV is direct gekoppeld aan overstromingsrisicobeheer. De Deltacommissaris (brief ‘Werk aan de Delta’ van 30 januari 2012) geeft aan dat de gebiedsgerichte risicobenadering (meerlaagsveiligheid) direct gekoppeld is aan overstromingsrisicobeheer. Gesteld wordt dat kosteneffectiviteit een belangrijke parameter is. Daarnaast zijn de aantoonbaarheid van het effect en de handhaafbaarheid ook eisen die aan de uit te werken strategieën gesteld moeten worden.
Bekend is dat niet iedere laag even (kosten)effectief is. Als alleen gekeken wordt naar de gevolgen (als in een gevarenkaart) dan is er geen inzicht in het nut en de noodzaak van de investeringen om de gevolgen te beperken. Alleen door rekening te houden met de kans dat het gebeurt en daarmee het risico in kaart te brengen kan worden vergeleken of de veiligheid werkelijk toeneemt door de investering: voor MLV is een risicobenadering noodzakelijk. Door te kijken naar de totale kosten kunnen maatregelen of strategieën worden vergeleken. De totale kosten zijn hierbij de kosten van de investering en van het risico dat resteert (contant gemaakt voor een zichtjaar). Hierbij wordt dus uitgegaan van maatschappelijke kosten, immers uiteindelijk zal de hele maatschappij de kosten moeten opbrengen door middel van belastingen of investeringen.
Afwegingskader Meerlaagse Veiligheid (gebiedsgerichte risicobenadering)
Het afwegingskader beschrijft een methode waarmee de kosteneffectiviteit van maatregelen in de verschillende lagen vergeleken kan worden. Op basis hiervan kan een transparante en beargumenteerde keuze voor maatregelen worden gemaakt. Om de discussie over meerlaagse veiligheid te voeden en meer concreet te maken heeft STOWA voorbeelden uitgewerkt voor verschillende maatregelen in alle lagen, en voor verschillende gebieden (Den Bosch, Dordrecht en Amsterdam) en op dijkringniveau. De reductie in risico en de kosteneffectiviteit zijn hierbij inzichtelijk gemaakt. Ook zijn verschillende risicomaten gehanteerd, zoals een economisch optimum, een factor veiliger dan ten opzichte van de huidige situatie of een eis gerelateerd aan basisveiligheid of groepsrisico. Op basis van de voorbeelden kan worden geconcludeerd dat maatregelen die de overstromingskans verlagen (laag 1), of goedkope maatregelen (zoals rampenplannen) die de gevolgen verkleinen (organisatorische tak laag 3) kosteneffectief zijn. Fysieke ingrepen in de ruimtelijke sfeer (laag 2) en uitbreiding van wegencapaciteit, hulpverleningsmaterieel en hulpverleningscapaciteit (fysieke tak van laag 3) zijn minder of niet kosteneffectief. Keuzes hiervoor kunnen mogelijk wel gerechtvaardigd worden op basis van andere waarden zoals bijvoorbeeld natuur, draagvlak, landschappelijke- en cultuurkwaliteiten.
Bij het lezen van het rapport is het van belang te beseffen dat het onderzoek is uitgevoerd voor drie gebieden en op dijkringniveau. Bovendien is alleen gekeken naar kosteneffectiviteit en niet naar andere waarden. Kansen voor meerlaagse veiligheid lijken er vooral te liggen op meekoppelmogelijkheden en op een lager detailniveau zoals wijk en objectniveau waar, rekening houdend met de ruimtelijke ordening en calamiteitenzorg, mogelijkheden liggen om Nederland veiliger te krijgen en het bewustzijn van de burger over waterveiligheid wordt vergroot. In een aanvullend memo is hier nader op ingegaan. In een vervolg zal samen met het Deltaprogramma Nieuwbouw& Herstructurering en Veiligheid verder worden gewerkt aan het handen en voeten geven aan meerlaagse veiligheid.
Ga voor het rapport ‘Toepassing Basisvisie Afwegingskader Meerlaagse Veiligheid; een methode om mee te werken in de praktijk’ (nr. 23/2012) en het aanvullende memo naar: www.stowa.nl
Nadere informatie: L . Wentholt en R . Ruijtenberg (projectleiding), STOWA, Amersfoort , Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken., tel. 033 460 32 00.