Deze website gebruikt analytische cookies om inzicht te krijgen in de populariteit van de aangeboden artikelen (webstatistieken). Persoonlijke gegevens van bezoekers worden niet vastgelegd.

ESB en PBL organiseerden op 14 november in Den Haag het symposium Gedragseconomie voor Milieubeleid. Enkele dagen eerder verscheen het gelijknamige ESB-dossier, een speciaal ESB-nummer in bijna boekvorm met ruim 90 pagina’s artikelen en columns over dit onderwerp. Tijdens het symposium stond de vraag centraal hoe gedragseconomische inzichten benut kunnen worden bij het ontwerpen van beleid.

Gedragsbeinvloeding door beleid

Keer op keer blijken mensen zich namelijk anders te gedragen dan vooraf ingeschat. Nu de overheid wordt ontmoedigd om extra regels te maken en vrijwel geen geld meer heeft voor subsidies, zoeken beleidsmakers naar andere instrumenten om het gedrag van burgers (en bedrijven) in een maatschappelijk gewenste richting te krijgen. In het Ten Geleide van het ESB-dossier zegt staatssecretaris Mansveld het als volgt: ‘Ik ben van mening dat meer kennis uit (sociale) psychologie en gedragseconomie noodzakelijk is, willen we duurzaam gedrag beter bevorderen. De essentie is: willen we ons beleid laten slagen, dan hebben we de samenleving nodig; willen we gedrag beïnvloeden, dan moet je weten hoe dat tot stand komt.’

De homo-economicus voorbij

In een Pauw-en-Witteman-achtige setting bespraken Sandra Phlippen (hoofdredacteur ESB) en Frank Dietz (sectorhoofd bij PBL) enkele cases met onderzoekers en beleidsambtenaren. De homo economicus - de rationele, calculerende burger die weloverwogen besluiten neemt, alleen oog heeft voor zijn eigen belang en zich nooit vergist – verliest binnen de economische wetenschap langzaam terrein. Of zoals Robbert Dur het verwoordde: ‘economen zijn klaar om een veelzijdiger mensbeeld toe te laten. Dat leidt tot nieuwe vragen, bijvoorbeeld: zijn preferenties maakbaar?’ En hoe om te gaan met irrationele burgers? Door het hanteren van een veelzijdiger mensbeeld komen andere verklaringen voor gedrag aan het licht. Zo benadrukte Henriette Prast de kracht van de sociale norm; de standaard bepaalt de dominante keuze. Beïnvloeding via geld is niet altijd de meest effectieve weg. Een experiment waarbij genodigden voor een diner expliciet moesten aangeven of ze vlees wilden eten, leidde tot minder vleesconsumptie. Sociale normen en openbare ranglijsten spelen ook een rol bij het stimuleren van energiebesparing. Zo liet een laboratoriumstudie zien dat deelnemers met een managementrol meer bijdragen aan een energiebesparingsproject wanneer ze geïnformeerd worden over de gemiddelde bijdragen van anderen en wanneer hun relatieve bijdrage zichtbaar is.

Experimenten om te leren

Om het effect van sociale normen te onderzoeken zijn experimenten nodig. Experimenteren om te leren is beleidsmatig gezien wel lastig. Experimenten kosten namelijk veel tijd, terwijl beleid en politici vaak snel zichtbare resultaten willen zien. En hoe ver mag de overheid gaan met het beïnvloeden van gedrag? Bedrijven gaan daar vrij ver in en passen alle beschikbare gedragskennis toe om maar meer producten te verkopen. Maar mag de overheid ook burgers en bedrijven een bepaalde kant opduwen? Waar houdt nudging op en begint manipulatie? Thomas Dirkmaat (Ministerie van EZ) gaf aan dat er binnenkort een interdepartementale kenniskamer over gedragswetenschap wordt georganiseerd om de bewustwording over het onderwerp te vergroten en na te denken over de betekenis ervan voor de overheid. Ook wordt er naar Brits voorbeeld een Behavioural Insight Team ingesteld door I & M.

Op het terrein van afval werd in de regio Zutphen-Apeldoorn-Deventer een wedstrijd gehouden om voedselverspilling tegen te gaan. De verspilling nam met 20% af. Gezinnen hielden digitale dagboeken bij over wat ze weggooiden en kregen daar feedback op, inclusief tips om kliekjes smakelijk op te warmen. De dagboeken leidden tot bewustwording en het wedstrijdkarakter gaf een extra prikkel (iedereen houdt van de winnaarsstatus). Maar of een wedstrijd effectiever is dan een diftar-systeem (een systeem waarbij burgers meer betalen naarmate ze meer afval aanbieden) is niet bekend, onder andere omdat een goede nulmeting ontbreekt. Daar is meer onderzoek voor nodig, maar dat is kostbaar en loopt tegen grenzen aan: mag de overheid bij mensen in de prullenbak kijken? En ook hier is de factor tijd weer de vijand van het goede beleid: ‘je kunt niet alleen naar de Kamer sturen dat je meer gaat uitzoeken’.

De spanning slechten tussen snelheid en aantoonbaarheid

Bij het mobiliteitsbeleid lossen ze dat op door te werken met een mix van maatregelen: naast maatregelen die experimenteerruimte vragen worden ook maatregelen in het pakket opgenomen die snel tot een zichtbaar resultaat leiden. De slotvraag van het symposium was of er een uitweg is uit de spanning tussen snelheid en aantoonbaarheid van effectiviteit. Er werden drie suggesties gedaan: het beleid kan druk van buiten organiseren (o.a. via een recent advies van de RLI), je kunt zorgen dat de Tweede Kamer en de Rekenkamer om aantoonbaarheid van effectiviteit gaan vragen (lobbyen dus) en de wetenschap zelf heeft een rol, bijvoorbeeld door het publiceren van opiniestukken in de krant. Bovendien doen promovendi nu vaak labonderzoek naar gedrag dat met weinig extra middelen verplaatst zou kunnen worden naar het veld en dan extra beleidsrelevant wordt.


 

De inhoudsopgave van het ESB dossier 'Gedragseconomie voor milieubeleid' (nummer 46725, 8 november 2013) kan worden bekeken via www.economie.nl. Daar kunt u ook een exemplaar bestellen.

 

 

Ga direct naar alle artikelen over:

nME icon overheid groot 3d4

Overheid

nME icon bedrijfsleven2 groot

Bedrijfsleven

nME icon onderzoek groot

Onderzoek

nME icon opinie2 groot

Opinie en debat