Deze website gebruikt analytische cookies om inzicht te krijgen in de populariteit van de aangeboden artikelen (webstatistieken). Persoonlijke gegevens van bezoekers worden niet vastgelegd.

De nieuwe klimaatdoelstellingen van de Europese Commissie voor 2030 zijn suboptimaal. Het stellen van meer ambitieuze doelen blijkt kosteneffectief te zijn volgens een door CE Delft gemaakte analyse van de Impact Assessment die de EU heeft uitgevoerd.

Begin dit jaar heeft de Europese Commissie een voorstel gelanceerd voor klimaatdoelstellingen in het jaar 2030. Hierbij gaat het om:

  • Een overkoepelend doel van 40% interne broeikasgasreductie t.o.v 1990;
  • Na 2020 Jaarlijks 2,2% reductie in het 'emissieplafond' van sectoren die vallen onder het EU-emissiehandelsysteem ETS (nu is dat nog 1,74%);
  • Emissiereductie in niet-ETS-sectoren van 30% t.o.v. 1990;
  • Een bindend doel van 27% hernieuwbare energie in 2030 (vervangt de huidige nationale duurzame energiedoelstellingen).

Het voorstel van de Europese Commissie is vergezeld van een Impact Assessment (IA) waarin door de Europese Commissie gemaakte keuzes worden onderbouwd en berekeningen worden uitgevoerd die de effecten van de beleidsplannen inzichtelijk maken. Daarmee is de Impact Assessment vaak een belangrijk instrument in de politieke besluitvorming.

Onderzoek

Op verzoek van de European Climate Foundation heeft CE Delft onderzoek uitgevoerd naar de kwaliteit, aannames en conclusies van de IA. De IA formuleert 7 beleidsscenario's en vergelijkt deze met een nieuw referentiescenario van het PRIMES model (november 2013). Hierin zijn nieuwe groeiverwachtingen opgenomen: een trendmatige economische groei van 1,5% tot 2030, waarna de groei afzwakt tot 1.4% tot 2050. Verder veronderstelt het scenario dat het EU ETS van kracht blijft en dat het tot 2050 elk jaar 1,74% emissies reduceert. Terwijl dit formeel een juiste interpretatie is van de strekking van de EU ETS-richtlijn, bevat dit referentiescenario dus al aanzienlijke beleidsinspanningen om CO2-emissies te reduceren. Hierdoor komt het referentiescenario zelf al tot een reductie van broeikasgasemissies met 32% ten opzichte van 1990.  De beleidsscenario's zelf verschillen in mate van reductiedoelstellingen, invulling van energiebesparingsbeleid en beleidsdoelstellingen voor hernieuwbare energie. De reductiedoelstellingen variëren van 35% tot 45% broeikasgasemissiereductie tot en betekenen dus een additionele reductie met 3 tot 13 procentpunten ten opzichte van het referentiescenario.

Resultaten

Uit het onderzoek van CE Delft blijkt dat er drie redenen zijn waarom de -40% doelstelling niet optimaal is.

Allereerst claimt de IA dat de keuze voor deze reductiedoelstelling is ingegeven door de berekeningen in de 'Low Carbon Roadmap' die aantoonden dat de -40% doelstelling voor 2030 het meest kosteneffectief is. Deze Roadmap is echter gebaseerd op een ouder PRIMES referentiescenario (2009). Analyse toont aan dat de -40% doelstelling uit de Low Carbon Roadmap qua beleidsinspanning feitelijk overeenkomt met een doelstelling van -45% volgens het nieuwe PRIMES referentiescenario. De oorzaak van dit verschil is dat door de tegenvallende economische groei, de emissies in het nieuwe PRIMES referentiescenario minder hoog zijn in 2030 dan in het oude PRIMES referentiescenario.

Ten tweede heeft CE Delft de kosten en baten van alle in de Impact Assessment opgestelde beleidsscenario's met elkaar vergeleken.  Voor al deze scenario's zijn de effecten op het BBP vergeleken met de gemonetariseerde baten van  de bereikte emissiereducties in een soort mini-MKBA. Op basis daarvan kon een uitspraak worden gedaan over welke beleidsscenario's de gunstigste kosten/baten-ratio hebben. Hieruit blijkt dat de -45% doelstelling de meest kosteneffectieve optie is. De hogere kosten in vergelijking met een -40% doelstelling wegen op tegen de baten van verminderde luchtvervuiling en CO2-emissies.

Ten derde heeft een -40% doelstelling negatieve effecten op de werking van het EU ETS. Zelfs bij een -40% doelstelling blijft er tot ver na 2020 een overaanbod van rechten bestaan omdat door aanvullend beleid op het gebied van energiebesparing en hernieuwbare energie de vraag naar rechten in het ETS laag blijft. De bijbehorende prijsontwikkeling in het EU ETS varieert dan tussen de 11 en 22 euro per ton CO2: dat is substantieel onder het niveau dat is verondersteld in het referentiescenario. Het risico bestaat dan dat de periode waarin het ETS faalt in het afgeven van een afdoende prijssignaal om investeringen in koolstofarme technieken te stimuleren wordt doorgetrokken tot 2030, vooral omdat tot nu toe ex-ante schattingen van het prijsverloop in het EU ETS altijd te hoge schattingen lieten zien.

Tot slot is onderzocht welke emissiereducties haalbaar zijn als een substantiële inzet op hernieuwbare energie en energiebesparing wordt gecombineerd met een redelijk prijssignaal vanuit het EU ETS. Verondersteld is de prijs in het referentiescenario van €35 in 2030. Als we geen nieuw klimaatbeleid gaan voeren, wordt dit immers de verwachte prijs volgens PRIMES. Uit de analyse komt dat een combinatie van doelstellingen zou kunnen resulteren in een emissiereductie van 49% t.o.v. het niveau in 1990. Dit scenario veronderstelt een doelstelling van 35% hernieuwbare energie in 2030, met extra beleidsinzet op energiebesparing zodat de meeste nu al rendabele maatregelen worden genomen bij consumenten en bedrijven. Daarnaast kan dit beleid er, middels stabiele CO2-prijsontwikkeling, ook voor zorgen dat koolstofarme technieken (bv. CO2-afvang en -opslag) ook rendabel worden door het ETS zelf.


 

Het volledige rapport is te downloaden via www.ce.nl. Meer informatie kunt u verkrijgen bij Sander de Bruyn (Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.).