Deze website gebruikt analytische cookies om inzicht te krijgen in de populariteit van de aangeboden artikelen (webstatistieken). Persoonlijke gegevens van bezoekers worden niet vastgelegd.

In 2013 formuleerde het Nederlandse bedrijfsleven in het kader van de zogenoemde topsectoren zijn toekomstvisie. Het ging hier om de belangrijkste bedrijfstakken, aangewezen door het ministerie van EZ. De vraag was welk wetenschappelijk onderzoek- en ontwikkelingsprogramma elke sector zou willen ondernemen. Waarmee de sectoren natuurlijk indirect formuleerden op welke toekomst zij zich wilden voorbereiden. En wat blijkt: de negen topsectorprogramma’s draaien bijna allemaal om duurzaamheid.

Meer resultaat met minder middelen

De gemeenschappelijke noemer van deze programma’s is: meer resultaat met minder middelen. Betere producten met minder grondstoffen, minder energie, minder water, minder bestrijdingsmiddelen. Het Nederlandse bedrijfsleven zit al een tijdlang op deze koers, en wil deze trend naar groenere productie doorzetten. Zo vergen de beste Nederlandse tomaten per kilo nu 4 liter water ‘van grond tot mond’; tien keer zo weinig als in Spanje. De chemische industrie is dubbel zo efficiënt met energie en grondstoffen als twintig jaar geleden. De landbouw gebruikt steeds minder bestrijdingsmiddelen. En de industrie wil verder op deze lijn, zo blijkt uit haar agenda voor wetenschappelijk onderzoek. Met vaak ambitieuze doelstellingen. Het is niet overdreven om te stellen: de Nederlandse industrie zoekt zijn toekomst in duurzaamheid – al weet Nederland dat nog niet.

De duurzaamheidsdiscussie gaat grotendeels over energie; de tegenvallende prestaties van Nederland op dit terrein zijn algemeen bekend. Het Energieakkoord, een duidelijke stap vooruit, besteedt nog altijd veel geld aan de weinig innovatieve energietoepassingen van biomassa en behandelt de zon als ondergeschikt. In eigen land blijft duurzame energie daarmee relatief achter. Maar het bedrijfsleven volgt dus een eigen koers: innovatie voor duurzaamheid. Ook in de topconsortia voor Energie. Het meest overtuigend in deze lijn zijn de sectoren chemie, agri/food en tuinbouw. Met nauw daarmee verbonden water en high-tech. Voor Nederland is dit een belangrijk gegeven, want chemie en de brede agrosector vormen meer dan de helft van de totale industrie, en dat is uniek in de wereld. Beide sectoren zijn uitgesproken sterk in internationale concurrentiepositie. En achter beide sectoren staan sterke onderzoeksinstellingen – in zowel chemie als landbouwwetenschappen behoort Nederland tot de wereldtop.

Chemie en agro

In de chemie is intussen een stille revolutie aan de gang. Fermentatie of ‘groene chemie’ klopt aan de poort van de industrie die tot nu toe vooral organisch-chemisch is gericht. Bij fermentatie maakt men gebruik van gemodificeerde organismen (bacteriën, schimmels, gisten), meestal bij lage temperaturen en in water als oplosmiddel. Doorgaans met grote duurzaamheidswinst: in energie, grondstoffengebruik, afvalproductie, giftigheid van het afval, veiligheidsrisico’s en ruimtebeslag. Onder invloed van de fermentatie begint ook de klassieke katalyse zich opnieuw sterk te ontwikkelen. Fermentatie is volwassen geworden in niches als de fabricage van medicijnen (o.a. bij DSM), en de bulkchemie komt nu in zicht. De eerste bulkchemische fabriek op basis van fermentatie is in werking (Canada); ook de fabricage van tweede-generatie biobrandstoffen uit stro, afval van maïs en suikerriet e.d. (VS, Brazilië, Italië) valt hieronder. Het is duidelijk dat dit voor Nederland, met sterke bedrijfstakken en prima kennispositie, buitengewoon interessant is. De laatste jaren is men deze ontwikkelingsrichting de ‘biobased economy’ gaan noemen.

De groene chemie gebruikt vooral groene grondstoffen. De biobased economy zal dus een sterke toenadering van chemie en agro laten zien. De veel minder gevaarlijke chemische industrie van de toekomst – in elk geval de voorbewerking van de oogst – gaat zich misschien wel vestigen op het platteland, dicht bij de grondstof. Dat zou het platteland kunnen revitaliseren. Grote (petro)chemische complexen zijn bij gebruik van fermentatie veel minder nodig. Er zijn zelfs radicaal decentrale installaties in ontwikkeling met bioraffinage-eenheden die naar de boer toe komen. De kwaliteitsbewaking van deze processen zal waarschijnlijk wel moeten plaats vinden vanuit een centrale hulppost. Het veld is nog lang niet uitgekristalliseerd. Een toekomst is mogelijk van kleinschalige, hoogtechnologische bedrijven binnen en buiten de stad. Door de innovatie in Nederland zal waarschijnlijk ook de daaraan gekoppelde dienstverlening aan het buitenland in belang toenemen, zowel in agro als chemie – gezien het belang van  voedselvoorziening en milieukwaliteit in opkomende economieën. Het Nederlandse bedrijfsleven maakt zich op voor het ontwikkelen van duurzame producten die bijdragen aan de oplossing van mondiale problemen.


Voor meer informatie: Alle Bruggink, Diederik van der Hoeven en Paul Reinshagen. Groene Groei. Naar de maatschappij van 2040. Uitgave: Biobased Press, Amsterdam, ISBN 978-90-822760-0-8. Prijs: € 20 (240 pagina’s). Zie:www.biobasedpress.eu. Contact: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken..

Ga direct naar alle artikelen over:

nME icon overheid groot 3d4

Overheid

nME icon bedrijfsleven2 groot

Bedrijfsleven

nME icon onderzoek groot

Onderzoek

nME icon opinie2 groot

Opinie en debat