Deze website gebruikt analytische cookies om inzicht te krijgen in de populariteit van de aangeboden artikelen (webstatistieken). Persoonlijke gegevens van bezoekers worden niet vastgelegd.

LEI Wageningen UR is nagegaan of economische prikkels in de landbouw het gebruik van natuurlijke hulpbronnen kunnen verduurzamen. Lastenverzwaring voor het gebruik van kunstmest en gewasbeschermingsmiddelen blijkt relatief weinig effect te hebben. Het belasten van hoge emissies en het belonen van lage emissies is wel een economische prikkel om de landbouw te vergroenen. Het onderzoek is uitgevoerd voor het ministerie van EZ.

Melkveehouderij en akkerbouw

Grenzen aan de draagkracht van onze planeet zijn een belangrijk motief om groene groei te stimuleren. Onderzoekers van LEI Wageningen UR hebben economische prikkels bestudeerd die gerelateerd zijn aan landgebruik in relatie tot broeikasgassen, biodiversiteit, water en ecosysteemdiensten. Er is uitgegaan van fictieve berekeningen. De mogelijke effecten zijn gebaseerd op basis van beschikbare bronnen zoals het Bedrijven-Informatienet. In het onderzoek zijn de melkveehouderij in het Groene Hart en de akkerbouw in Flevoland betrokken.

Kunstmest en gewasbeschermingsmiddelen: verhoging van de prijs van inputs

Een verhoging van de prijs van kunstmest en gewasbeschermingsmiddelen leidt in de melkveehouderij netto tot een lastenverzwaring. Dit kan, wanneer de grondwaterstand dit toelaat, leiden tot ander voergebruik en bijvoorbeeld het telen van snijmaïs op het eigen bedrijf. Ook kunnen als gevolg van deze prijsverhoging de emissies van broeikasgassen verminderen. Zo blijkt de vervanging van krachtvoer door bijvoorbeeld graan de emissies van broeikasgassen te kunnen verlagen. Een verhoging van de prijs van inputs zal in de akkerbouw ook kostenverhogend werken, en wel in de volgorde gewasbescherming – meststoffen – energie. Het ‘gemak’ waarmee de inzet van deze middelen beperkt kan worden, zou wel eens een omgekeerde volgorde kunnen vertonen. Omdat gewasbeschermingsmiddelen relatief duur zijn, zal men nu al zuinig zijn met het gebruik daarvan. Verdere terugdringing vraagt investeringen in onder andere kostbare precisieapparatuur. Een zekere mate van risicobeperking zal er altijd blijven, omdat men een goede oogst niet in gevaar zal willen brengen. Meststoffen zijn minder duur, zeker bij een relatief lage olieprijs, en bij ruime beschikbaarheid van dierlijke mest. Qua energie is er al jarenlang een tendens naar zuinigere motoren op tractoren en andere werktuigen. Bewaarschuren worden steeds beter geïsoleerd en het bewaarproces steeds meer geoptimaliseerd. Een kanttekening daarbij is wel dat de akkerbouw in grote mate weersafhankelijk is. Het weer bepaalt in grote mate of toepassing van gewasbescherming en bemesting achteraf gesproken op het optimale moment en in optimale dosering hebben plaatsgevonden. De inzet van beregening kan sterk gewenst zijn om het gewas te ‘redden’ en daarmee ook te voorkomen dat toegediende middelen verloren gaan.

Beprijzen van nutriëntenoverschotten en broeikasgasemissies

Het waterbeheer in het Groene Hart laat zien dat bij het beprijzen daarvan aanpassingen mogelijk zijn. Bedrijven met de hoogste grondwaterstand betalen nu de meeste waterschapslasten. Bij verhoging van de grondwaterstand kunnen broeikasgassen uit oxiderend veen verlaagd worden en het veen kan zelfs een belangrijke koolstofput worden bij een grondwaterstand direct onder maaiveld. Een progressieve belasting enerzijds waar waterschapslasten toenemen met verlaging van de grondwaterstand en het beprijzen van broeikasgassen uit veen, kan dan leiden tot baten doordat het veen koolstof zal vastleggen. Of deze baten de hogere opbrengstderving van gewassen (gras en snijmaïs) kunnen opvangen is maar de vraag. Verwacht wordt namelijk dat percelen van bedrijven in het Groene Hart met een hoge grondwaterstand een veel lagere opbrengst zullen kennen, met mogelijke gevolgen voor de afwaardering van grond en een toename van inputs (aankoop ruwvoer). Een hogere grondwaterstand kan in het Groene Hart tot een fors lagere grasopbrengst leiden. Voor een gemiddeld melkveebedrijf kan sprake zijn van een opbrengstderving van 20–30 k€, ofwel € 500 tot € 600 per hectare. De broeikasgasemissies kunnen bij deze peilverhoging per hectare ongeveer 20 ton CO2-equivalent lager zijn. Bij een heffing van € 30 per ton betekent dit een heffing van ongeveer € 600 per hectare. Een dergelijke heffing kan peilverhoging aantrekkelijker maken. Wanneer in de akkerbouw financieel gestuurd wordt op het beperken van broeikasgasemissies en nutriëntenoverschotten (stikstof- en fosfaatoverschotten), dan wordt de sector meer gestimuleerd tot ‘slimme’ beperking van het gebruik van inputs dan wanneer de inputs in prijs stijgen. Ondernemers hebben ‘knoppen’ nodig om creatief naar verduurzaming te kunnen streven.

Verlaging belasting op arbeid

Een verlaging van belasting op arbeid kan in de melkveehouderij ingezet worden om arbeid in te huren. Hiermee kan in het Groene Hart meer arbeid ingezet worden voor natuur- en landschapsbeheer.Op dit moment zetten melkveebedrijven in het Groene Hart met relatief veel inhuur van personeel dit vooral in voor natuur- en landschapsbeheer. In Flevoland betaalt men daarentegen gemiddeld weinig belasting op arbeid, zodat een eventuele verandering in tarieven weinig effect zal hebben. Een verlaging van belasting op arbeid kan leiden tot extra inhuur van personeel. In tegenstelling tot het Groene Hart zal die extra arbeid in Flevoland niet ingezet worden voor recreatie en natuur- en landschapsbeheer. Veeleer zal deze lastenverlaging het gemakkelijker maken het intensieve bouwplan te handhaven en een groter deel van de producten zelf te sorteren, wassen, verpakken en vermarkten en/of verkopen.Over het algemeen zal een lastenverschuiving richting inputs relatief weinig effect hebben. Het belasten van hoge emissies en het belonen van lage emissies zal naar verwachting meer stimuleren tot het verminderen van negatieve externe effecten.


Klik hier om de studie 'Economische prikkels voor vergroening in de landbouw' te downloaden.

Nadere informatie: dr. FM (Floor) Brouwer, LEI Wageningen UR