Deze website gebruikt analytische cookies om inzicht te krijgen in de populariteit van de aangeboden artikelen (webstatistieken). Persoonlijke gegevens van bezoekers worden niet vastgelegd.

Op 10 maart vond het derde seminar plaats van het Netwerk Groene Groei, met als thema 'Het verplichten van schone nieuwe technologieën'.

Rick van der Ploeg (Oxford universiteit en VU) verzorgde de aftrap met een presentatie over de spanning tussen politieke doelstellingen en de keuze voor beleidsinstrumenten in het milieubeleid. Volgens de economische theorie is het beprijzen van CO2-emissie de beste optie om de 2-gradendoelstelling te realiseren. Maar uitvoering van deze ‘first best’ optie kan ongewenste reacties oproepen en loopt bovendien aan tegen uitvoeringsproblemen. Een voorbeeld van een ongewenste reactie is de groene paradox: producenten van fossiele energie zullen bestaande reserves optimaal willen uitbaten en kunnen in reactie op effectief klimaatbeleid sneller produceren. Het gevolg is prijsdalingen voor fossiele brandstoffen waardoor de gewenste omslag naar duurzame energie moeizamer op gang komt.

Politieke compromissen in de uitvoering ondergraven bovendien de effectiviteit van een emissiehandelssysteem. Het ETS werkt alleen in Europa waardoor ‘carbon leakage’ ontstaat: productie verplaatst zich naar andere landen waardoor de emissies voortaan buiten de EU plaatsvinden. Ter bescherming van het concurrentievermogen zijn sectoren van het ETS uitgezonderd waardoor het systeem minder effectief is.

In reactie hierop zijn subsidies ingevoerd ter bevordering van duurzame energieproductie. Deze subsidies zijn volgens Van der Ploeg maar ten dele effectief zolang de subsidies aan de fossiele energiesector groter zijn dan de subsidies voor duurzame energie. De hoogste prioriteit is dus alle subsidies op fossiele brandstoffen per direct af te schaffen. Ten tweede is Van der Ploeg er voorstander van om subsidies voor het gebruik van specifieke hernieuwbare energie te vervangen door generieke R&D-subsidies voor de energiebronnen van de toekomst zoals zon, wind, algen en fusie. Vermeden moet worden dat de overheid op de stoel van de ondernemer gaat zitten. Het is wel van belang dat oversubsidiëring wordt voorkomen. Anders dreigt het fenomeen van de Groene Paradox wat de CO2-emissie eerder bevordert dan tegengaat.

Frans Oosterhuis van het IVM ging nader in op technologieforcerende normstelling in het milieubeleid. Startpunt van zijn betoog was de observatie dat belastingheffing ter correctie van een marktfalen in het milieubeleid niet altijd optimaal is. Transactiekosten en onzekerheid maken het lastig om een extern effect via een heffing volledig te internaliseren. Voordeel van een technologieforcerende norm is de prikkel voor innovatie. De Clean Air Act Amendments uit 1970 in de VS zijn een bekend voorbeeld van een succesvolle norm op dit terrein. Deze normstelling heeft bijgedragen aan de ontwikkeling van de katalysatortechnologie. Oosterhuis besprak vervolgens de succesfactoren van technologieforcerende normstelling. Van belang is vooral de aanwezigheid van adequate technologiekennis bij regulerende instanties. Daarnaast kan het instrument goed werken bij complementaire innovaties (denk aan loodvrije benzine als 'bijvangst' van de driewegkatalysator). Zelfs een ‘onhaalbare’ norm kan volgens Oosterhuis een positief effect hebben wanneer deze als stip aan de horizon werkt en daarmee nieuwe, vooraf voor onmogelijk gehouden innovaties uitlokt.

Edwin van der Werf ging vervolgens dieper in op de betekenis van een standaard of norm in het milieubeleid. Een standaard is in zijn visie een document dat de eigenschappen van een technisch ontwerp of gedragsregel vastlegt. Dergelijke standaarden zijn in staat om snel een milieudoel te bevorderen waar marktinstrumenten vaak tegen politieke bezwaren aanlopen of hoge uitvoeringskosten kennen. Van der Werf ziet standaarden daarom als een substituut voor marktinstrumenten in het milieubeleid maar ook als een complement. Denk hierbij aan het creëren van een technologiestandaard zoals de stekkeraansluiting voor een elektrische auto die nodig is om een nieuwe markt te laten werken. Vooral netwerktechnologieën hebben baat bij dergelijke standaarden waarmee eco-innovaties worden bevorderd.

Ruben Alblas keek door de bril van KLM naar het vraagstuk van verduurzaming. Zijn stelling was dat in de luchtvaartindustrie technologische ontwikkeling de sleutel is tot verduurzaming. Dat vraagt bijvoorbeeld ontwikkeling van zuinigere motoren. Maar ook bij operationele taken is milieuwinst haalbaar zoals bij het toepassen van duurzame materialen, het milieuvriendelijke wassen van vliegtuigen en het trainen van personeel. Voor grotere stappen zijn wettelijke maatregelen nodig. Zo vliegen maatschappijen thans niet in een rechte lijn tussen bestemmingen om militaire zones te vermijden. Verlegging van deze zones maakt energiebesparing mogelijk maar dat vraagt wel de inzet van de betrokken landen.

Voor een bedrijf als KLM is van belang dat milieubevorderende maatregelen in balans zijn met de marktsituatie. De concurrentiedruk in de sector is hoog. Zijn oproep is om partijen te stimuleren om veranderingen door te voeren, maar voorkomen moet worden dat strenge verplichtingen de concurrentiepositie van Europese maatschappijen ondergraven.


De presentaties van het seminar zijn te vinden op de website van het netwerk: www.netwerkgroenegroei.nl. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Bert Tieben van het netwerk groene groei. Email: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken. of Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

 

Ga direct naar alle artikelen over:

nME icon overheid groot 3d4

Overheid

nME icon bedrijfsleven2 groot

Bedrijfsleven

nME icon onderzoek groot

Onderzoek

nME icon opinie2 groot

Opinie en debat