Deze website gebruikt analytische cookies om inzicht te krijgen in de populariteit van de aangeboden artikelen (webstatistieken). Persoonlijke gegevens van bezoekers worden niet vastgelegd.

Kan het topsectorenbeleid groener? Het denken hierover is in beweging, binnen én buiten het PBL. Het thema is urgent: in verschillende topsectoren is de milieudruk hoog tot zeer hoog. Met een breed ingestoken inventarisatie van milieu-ambities in de topsectoren - uitgevoerd door TNO - bouwt PBL voort op eerder onderzoek naar de topsector Energie.

Een groener topsectorenbeleid: de opties verkennen

De overheid heeft 9 sectoren aangemerkt als topsector: Agri & Food, Chemie, Creatieve Industrie, Energie, High Tech Systemen & Materialen, Life Sciences & Health, Logistiek, Tuinbouw & Uitgangsmaterialen en Water. Deze sectoren zijn belangrijk voor de Nederlandse economie. Het topsectorenbeleid is de belangrijkste pijler van het Nederlandse innovatiebeleid, met internationale concurrentiekracht en werkgelegenheid als kerndoelstellingen. Met het topsectorenbeleid, als onderdeel van het bedrijvenbeleid, wil het kabinet eraan bijdragen dat de verdiencapaciteit van deze sectoren wordt veiliggesteld voor de toekomst.

De overheid wil de topsectoren goed laten aansluiten bij maatschappelijke opgaven, zoals vergroening. Vanuit de agenda van groene groei ligt het dan ook voor de hand om synergieën te zoeken. Dit betekent: wegen bewandelen om onderzoek, innovatie, economie en milieu zoveel mogelijk met elkaar te verbinden.

Innovatiebeleid en milieubeleid verbinden

Tegen deze achtergrond heeft PBL aan TNO de opdracht gegeven om te verkennen op welke manier de 9 topsectoren zich op dit moment richten op vergroening van de economie. Voor alle Kennis- en Innovatie-Agenda’s (KIA's) en onderliggende 'roadmaps' zijn de ambities voor milieuverbetering systematisch in kaart gebracht. Ook is TNO gevraagd om opties voor een meer groene sturing te benoemen. Aan welke knoppen kunnen politici en beleidsmakers draaien als zij ervoor kiezen om topsectoren- en milieubeleid sterker met elkaar te verbinden?

In algemene zin geldt dat de Topsectoren, met hun KIA’s, zich vooral richten op fundamenteel onderzoek en toegepast onderzoek. Er is beperkt aandacht voor de valorisatie en implementatie van bestaande kennis en technologie. Dit betekent dat de feitelijke milieu-impact van de groene innovaties waar die met het Topsectorenbeleid ondersteund worden nog ver weg is. De Topsectoren streven naar een diversiteit aan eco-innovaties. Er wordt dus, ondanks een beperkte beleidsopdracht in die richting, vanuit een breed ‘front’ aan industriële activiteiten, ingezet op R&D op het vlak van Vergroening. Alleen de Topsector ‘Life Sciences & Health’ richt zich niet op Vergroening (maar wel op andere maatschappelijke opgaven). Vergroening is vooral gericht op vraagstukken rond ‘Klimaat & Energie’, ‘Afvalverwerking en Grondstoffen-efficiëntie’ en ‘Waterkwaliteit en - verbruik’. De onderwerpen ‘Luchtkwaliteit’ en ‘Natuur & Biodiversiteit’ worden niet of nauwelijks geadresseerd. Wat de aard van eco-innovaties betreft, zetten vrijwel alle KIA's met groene ambities in op één of meer belangrijke milieutechnologieën. Deze eco-innovaties zijn gericht op het opwekken van duurzame energie, het besparen van grondstoffen of het zuiveren van stofstromen. Daarnaast hebben de Topsectoren vooral aandacht voor eco-producten en eco-diensten. Hier gaat het om milieuverbeteringen in bestaande producten en/of diensten zoals energieneutrale woningen, schone(re) schepen of een ICT-gedreven dienst om gewassen te beregenen. Een bijzondere categorie innovaties wordt gevormd door de zogenaamde ‘enablers’. Denk aan nano-coatings, extreem dunne materialen of 3D-print-technieken. Deze technieken zijn cruciaal voor de ontwikkeling van nieuwe generatie PV-panelen, windturbines en lichte voertuigen, maar praktische toepassing is nog ver weg.

Innovatieparadox

PBL constateert dat de TNO-studie geen aanwijzingen geeft dat het topsectorenbeleid voor wat betreft groene innovaties de onderliggende innovatieparadox – Nederland is goed in onderzoek, maar heeft vaak moeite met het te gelde maken – helpt te overbruggen. De brugfunctie van het topsectorenbeleid is de grote onbekende factor.

Eerder PBL-onderzoek wijst in de richting dat de korte-termijn milieudoelen, die bij de topsector Energie en Logistiek bepalend zijn, vooral de incrementele innovaties faciliteren die toch al dicht bij de markt stonden. Denk aan het aanleggen van windparken of het stimuleren van rijden op aardgas. Daar lijkt een belangrijk deel van het topsectorenbeleid vooral het karakter van een uitvoeringsagenda te hebben gekregen. Op basis van het TNO rapport constateert PBL dat in andere topsectoren eerder het omgekeerde het geval is. Daar ligt de balans meer bij R&D, zoals de ontwikkeling van lichtgewicht materialen, de inzet van 3D-printing om stalen componenten met minder materiaalverlies te produceren, of de inzet van ICT voor precisielandbouw. In die sectoren stimuleert topsectorenbeleid vooral de onderzoeksagenda.

Voor de vergroening van de economie is het van belang om onderzoek en markt goed met elkaar te verbinden. Het is niet duidelijk hoe deze kloof is te overbruggen en in welke mate het topsectorenbeleid innovaties helpt om de kloof over te steken. Onderzoek naar de precieze aard van de barrières is wenselijk.

Met deze inventarisatie van milieu-ambities in topsectoren bouwt PBL voort op eerder onderzoek naar de topsector Energie. Verdiepend onderzoek naar de topsector Agri & Food loopt nog.


Klik hier om de PBL-notitie en het TNO-rapport te downloaden

Nadere informatie: Jurgen Ganzevles, PBL, Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.