Deze website gebruikt analytische cookies om inzicht te krijgen in de populariteit van de aangeboden artikelen (webstatistieken). Persoonlijke gegevens van bezoekers worden niet vastgelegd.

Op 15 en 16 maart j.l. vond in Washington DC het jaarlijkse MKBA-congres plaats, georganiseerd door de Society of Benefit-Cost Analysis. Dit congres geeft een mooie mix van MKBA-theorie, praktijk en de interactie met beleid en wordt bezocht door onderzoekers, consultants, toezichthouders (o.a. EPA) en beleidsmakers. PBL en CPB verzorgden de Nederlandse inbreng tijdens dit congres.

Het CPB presenteerde een paper over hoe we in Nederland omgaan met natuur in MKBA’s. Zelf presenteerde ik de Nederlandse beleidsstudie over de discontovoet van natuur (zie elders in deze Nieuwsbrief). Beide papers werden goed ontvangen, al past de natuurpunten-methode niet goed in de Amerikaanse praktijk waarbij ze toewerken naar één netto contante waarde en wordt in de VS standaard gewerkt met twee discontovoeten voor alle effecten (3% en 7%). Op het congres was veel aandacht voor de discontovoet in MKBA’s. Autoriteit op het gebied van discontovoet Christian Gollier is van mening dat voor het bepalen van de discontovoet niet twee methodes gebruikt moeten worden zoals nu vaak gebeurt, maar dat het zogeheten CAPM-model uit de financieel-economische theorie het enige juiste is. Aart Kraaij (Wereldbank) en Massimo Florio (Europees specialist op het gebied van kosten-batenanalyses) hanteren juist het Ramsey-model uit de welvaartstheorie. De Wereldbank is recentelijk overgestapt van een discontovoet van 10-12% naar 2-10%, afhankelijk van economische groei en ongelijkheidsaversie (een lagere discontovoet voor groepen met een inkomen dichter bij het minimumniveau). Florio beargumenteerde dat West-Europa een lagere discontovoet moet hanteren dan Oost-Europa door verschillen in economische groei.   

Verschillende presentaties gingen over de Value of a Statistical Life en hoe je dit kunt vergelijken tussen landen met hoge en lage inkomens. Voor internationale vergelijkingen wordt nu vaak de PPP-index (purchasing power parity) per land gebruikt, maar er zou meer moeten worden gekeken naar de inkomenselasticiteit. Volgens de vermaarde specialist op dit gebied, Kip Viscusi, zijn de ramingen over het statistisch leven in Europa veel te laag. Er is ook discussie over het gebruik van de term, omdat er vaak ophef ontstaat door het verkeerd interpreteren van de term in de media. Een uitgebreide consultatie leverde als alternatief de meer neutrale term ‘Value of Reduced Mortality Risk’ op.

Daarnaast legde de sessie over hedonic pricing bloot dat het ingewikkeld is om de juiste milieu-indicator te kiezen die daadwerkelijk de relatie geeft tussen de prijs van bijvoorbeeld een huis en water- of luchtkwaliteit. De bruikbaarheid van dergelijke studies in kosten-batenanalyses blijft daardoor beperkt.

De sessie over natuur ging onder andere in op het decentraliseren van natuurbeleid in de VS, waarbij staten natuurbescherming kunnen overnemen van de federale overheid. De gevolgen daarvan op de mate van bescherming zijn niet heel duidelijk. In sommige staten verbetert de bescherming van de natuur, maar in andere juist niet.

In de VS wordt de MKBA veel meer, maar ook anders, toegepast dan in Nederland. Alle nieuwe regelgeving moet worden doorgerekend met een MKBA. In een panelsessie met oud-directeuren van het Office of Information and Regulatory Assessment (OIRA), kwam naar voren dat de regels over regelgeving recent zijn aangepast, wat tegen de principes van een MKBA in gaat. Voor extra regelgeving moeten twee oude regels worden geschrapt en mogen de kosten van regelgeving niet toenemen (ongeacht de hoogte van de baten). De meningen verschilden of dit leidt tot een aanslag op evidence-based beleid en goed gemotiveerde regelgeving.


De presentaties staan op http://benefitcostanalysis.org/2018-conference-agenda-and-abstracts

Nadere informatie: Arjan Ruijs, PBL, Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.