Deze website gebruikt analytische cookies om inzicht te krijgen in de populariteit van de aangeboden artikelen (webstatistieken). Persoonlijke gegevens van bezoekers worden niet vastgelegd.

De jaarlijkse preadviezen van de Koninklijke Vereniging voor de Staathuishoudkunde (KVS) zijn dit jaar gewijd aan het klimaatbeleid. Op 29 november werden ze gepresenteerd in het bijzijn van onder anderen minister Wiebes van Economische Zaken en Klimaat.

 

Foto: De preadviezen worden door een van de redacteuren (Daan van Soest, Tilburg University) aangeboden aan minister Wiebes.

In hun inleiding schetsen de redacteuren (Daan van Soest, Sjak Smulders en Reyer Gerlagh, allen Tilburg University) de achtergrond: de aanloop naar ‘Parijs 2015’ en de uitdagingen die Nederland te wachten staan als we ‘Parijs’ serieus nemen.

De bijdrage van Detlef van Vuuren (PBL en Universiteit Utrecht) maakt duidelijk dat daarbij sommige keuzes vrijwel onontkoombaar zijn. Daartoe behoren een forse aanscherping van het beleid, gericht op vrijwel volledige decarbonisatie van het energiesysteem in 2050 en (voor een 1,5 oC scenario) ook negatieve emissies (zoals CO2-opslag).

Andries Richter en Rolf Groeneveld (Wageningen UR) betogen dat klimaatverandering weliswaar ook nieuwe kansen schept (onder andere voor de landbouw) en dat ecosystemen zich kunnen aanpassen, maar dat dat aanpassingsvermogen de snelheid van de veranderingen niet altijd kan bijbenen.

Wouter Botzen (VU Amsterdam en Universiteit Utrecht) gaat in op de Nederlandse adaptatiestrategie en de afwegingen die gemaakt moeten worden bij investeringen voor het reduceren van (onzekere) overstromingsrisico’s. Hij wijst ook op de rol die decentrale overheden, bedrijven (inclusief de verzekeringssector) en huishoudens hierin kunnen spelen.

Ton Dietz (Universiteit Leiden) verwacht niet dat klimaatverandering tot een sterke toename van migratiestromen zal leiden en stelt vast dat klimaatgerelateerde migratie meestal lokaal van aard is.

Marjan Hofkes (VU Amsterdam) betoogt dat een ambitieus klimaatbeleid, mits goed vorm gegeven, kan samengaan met economische groei op de lange termijn en behoud van werkgelegenheid. Een scenario van ‘win-win-groene groei’ is echter geen vanzelfsprekendheid. Banenverlies in krimpsectoren en herverdelingseffecten vragen om zorgvuldig flankerend beleid.

De bijdrage van Henri de Groot (VU Amsterdam) en Ton van der Wijst (SER) gaat over de implicaties van de beoogde energietransitie voor het arbeidsmarkt- en innovatiebeleid en over innovatieve financieringsmodellen.

Hendrik Vrijburg (PBL en Universiteit Leiden), Corjan Brink (PBL) en Justin Dijk (PBL en VU Amsterdam) gaan in op de vraag hoe de Nederlandse broeikasgasemissiereductiedoelstelling voor 2030 (- 49%) tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten behaald kan worden. Zij pleiten voor een meer uniforme beprijzing van broeikasgasemissies (met name de industrie betaalt nu per ton CO2 minder dan andere sectoren). Subsidies zouden vooral moeten worden gericht op technologische verbeteringen die de emissiebestrijdingskosten verlagen. Ook zouden bedrijven prikkels moeten krijgen om te investeren in maatregelen die zullen leiden tot negatieve emissies.

In de bijdrage van Eric Drissen (PBL) en Herman Vollebergh (PBL en Tilburg University) wordt gekeken naar de mogelijke synergie tussen het beleid voor een ‘circulaire economie’ en voor de energietransitie. Zij bepleiten in dat verband het meer belasten van grondstoffen (inputs).

Volgens Dirk Brounen (Tilburg University) en Nils Kok (Universiteit Maastricht) is een energiezuinige vastgoedmarkt de hoeksteen van een geslaagd energieakkoord. Betere informatie en communicatie, alsmede langetermijnprikkels achten zij van groot belang.

Steven Poelhekke (VU Amsterdam en DNB) schrijft over de effecten van CO2-beprijzing op de internationale concurrentiepositie. Uit de literatuur blijkt het ‘carbon leakage’-effect beperkt te zijn. Toch is beleidscoördinatie tussen handelspartners van belang, omdat compenserend beleid, zoals importtarieven, niet gemakkelijk uit te voeren is.

Onder de titel ‘Klimaatbeleid en de groene paradox’ gaan Gerard van der Meijden en Cees Withagen (beiden VU Amsterdam) in op het risico dat klimaatbeleid ertoe kan leiden dat producenten van fossiele brandstoffen ‘uitverkoop’ gaan houden, met (op korte termijn) stijgende CO2-emissies als resultaat. Het tegengaan van deze groene paradox vereist dat klimaatbeleid niet wordt uitgesteld, dat de aanvankelijke CO2-beprijzing niet te laag is vergeleken met de CO2-prijs in de toekomst, en dat het beleid mondiaal geïmplementeerd wordt.

Jeroen van den Bergh (Universitat Autònoma de Barcelona en VU Amsterdam) beargumenteert waarom het Parijse Klimaatverdrag fundamenteel tekort schiet en houdt een pleidooi voor een internationale ‘klimaatclub’ van gelijkgezinde landen met een uniforme koolstofprijs. Nederland zou daarin een katalysatorrol kunnen vervullen.

Sjak Smulders (Tilburg University) besteedt aandacht aan ‘geo-engineering’: technieken die op grote schaal zonlicht tegenhouden/weerkaatsen of CO2 uit de atmosfeer halen en vastleggen. Zonlichtmanagement is goedkoop, maar stuit op grote bezwaren. Nederland kan wel inspelen op de toekomstige markt voor technieken voor negatieve emissie door tijdig te investeren in CO2-opvang en -opslag en door de huidige geologische en boortechnische expertise in deze opkomende industrie toe te passen.

Rick van der Ploeg (Universiteit van Oxford) maakt in zijn bijdrage duidelijk dat hij weinig ziet in de huidige klimaattafels, omdat ze vooral ruimte bieden aan lobby’s. Hij pleit voor een snel oplopende, uniforme CO2-heffing, waarvan de opbrengsten worden ingezet om verdelingseffecten te compenseren.

In de laatste bijdrage vatten de redacteuren de lessen voor het Nederlandse beleid samen.


De preadviezen zijn hier te vinden. Voor nadere informatie kan men zich het beste rechtstreeks wenden tot de auteurs van de bijdragen.