Deze website gebruikt analytische cookies om inzicht te krijgen in de populariteit van de aangeboden artikelen (webstatistieken). Persoonlijke gegevens van bezoekers worden niet vastgelegd.

In opdracht van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (hierna: EZK) heeft PricewaterhouseCoopers onderzocht in welke mate broeikasgassen beprijsd zijn in de industrie in Nederland en in een aantal landen met vergelijkbare industriële activiteit. Daarnaast is onderzocht wat de gevolgen zijn van een nationale heffing op productie- en investeringsbeslissingen van de twaalf grootste Nederlandse industriële partijen. Uit dit onderzoek blijkt dat alle onderzochte sectoren (in meerdere of mindere mate) kwetsbaar zijn voor weglekeffecten. Dit heeft tot gevolg dat de aantrekkelijkheid van de industriële activiteit afneemt bij invoering van een nationale heffing, en leidt tot kans op weglek van economische activiteit. De grootte van dit effect is echter afhankelijk van de vormgeving van de heffing en van aanvullend beleid.

Aanleiding

De Nederlandse overheid heeft zich in het Regeerakkoord van 2017 ten doel gesteld om in 2030 broeikasgassen met 49% te reduceren ten opzichte van 1990. In het Ontwerp Klimaatakkoord van 2018 is vastgelegd dat de Nederlandse industrie haar uitstoot met 14,3 Mton in 2030 moet reduceren ten opzichte van 1990. Een mogelijke maatregel om dit doel te bereiken is de invoering van een nationale heffing op uitstoot van broeikasgas in de industrie. In de kamerbrief bij het Ontwerp Klimaatakkoord kondigde EZK aan onderzoek uit te laten voeren naar de effecten van een nationale heffing op broeikasgas op het speelveld van de Nederlandse industrie.

Het internationale speelveld

Om het internationaal speelveld op het gebied van beprijzing van broeikasgas te onderzoeken zijn vergelijkingen tussen verschillende landen gemaakt op basis van hun directe en indirecte beprijzing van broeikasgas.

Directe beprijzing van de broeikasgasemissies gaat via emissiehandelssystemen of een directe CO2-belasting. Directe beprijzing voor Europese landen gebeurt in eerste plaats via het Europese Emissiehandelssysteem (EU ETS), waar alle energie-intensieve bedrijven in de EU verplicht aan moeten deelnemen. In dit cap-and-trade systeem worden emissierechten geveild en vervolgens verhandeld. Bedrijven moeten elk jaar hun uitstoot van broeikasgassen afdekken met emissierechten. Het aantal rechten neemt af over de tijd. Voor specifieke sectoren worden gratis rechten toegekend om de verplaatsing van economische activiteit (weglek) te voorkomen. Ten tweede vindt directe beprijzing plaats door nationale heffingen op broeikasgas. Figuur 1 geeft een aantal voorbeelden van EU-landen met een nationale heffing op broeikasgas. In veel landen is een nationale heffing op broeikasgas niet gericht op de industrie of de industrie is expliciet uitgezonderd, zoals in Zweden, het VK of Frankrijk.

Figuur 1: Voorbeelden van EU-landen met nationale heffingen op broeikasgas

In andere delen van de wereld worden emissies ook beprijsd, maar geen van deze initiatieven is zo groot als het EU ETS in termen van het aandeel emissies dat is beprijsd.

Naast directe beprijzing kan de uitstoot van broeikasgas ook indirect beprijsd worden via belastingen op het gebruik van fossiele brandstoffen (energiebelasting). We hebben indirecte beprijzing van emissies onderzocht in een selectie van landen met veel industriële activiteit (zowel binnen Europa als daarbuiten). Op basis van een standaardverbruikersprofiel hebben we per land de gemiddelde energiebelastingtarieven in kaart gebracht. Uit deze analyse blijkt dat de industrie in vrijwel alle onderzochte landen voor een groot deel is uitgezonderd of vrijgesteld van belasting op fossiele brandstoffen.

Effecten van een nationale heffing

Om de effecten van een nationale heffing voor de industrie vast te kunnen stellen is het concurrentiële landschap in kaart gebracht, het aantal decarbonisatieopties geïnventariseerd en de positie van partijen geschat (zie Figuur 2). De korte-termijn productiebeslissingen zijn afhankelijk van de emissie-intensiteit van de sector, de mate waarin het bedrijf kosten kan doorgeven en de mate waarin het bedrijf kosten kan absorberen. Voor de lange-termijn productie- en investeringsbeslissingen is ook de rentabiliteit van schonere technologie van belang. Aangezien deze factoren sterk verschillen op basis van sectorspecifieke kenmerken, verschillen de weglekeffecten per sector. Niettemin blijkt uit de analyse dat alle onderzochte sectoren energie-intensief en internationaal verweven zijn, waardoor zij kwetsbaar zijn voor weglekeffecten.

 

Figuur 2: Sectorkenmerken die productie- en investeringsbeslissingen beïnvloeden

Conclusie

Het uiteindelijke effect van een nationale heffing verschilt per sector en zal afhangen van keuzes in de vormgeving en aanvullend beleid. Bijvoorbeeld het internationaal invoeren van een heffing of het toepassen van een algemene terugsluis via belastingen zou mitigerende effecten kunnen hebben.


Het rapport is te downloaden via deze link.
Voor nadere inlichting kunt u contact opnemen met:
Gulbahar Tezel, Partner, Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.
Robert Hensgens, Senior Manager, Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.
Dorine Helmer, Senior Manager, Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

Ga direct naar alle artikelen over:

nME icon overheid groot 3d4

Overheid

nME icon bedrijfsleven2 groot

Bedrijfsleven

nME icon onderzoek groot

Onderzoek

nME icon opinie2 groot

Opinie en debat