Deze website gebruikt analytische cookies om inzicht te krijgen in de populariteit van de aangeboden artikelen (webstatistieken). Persoonlijke gegevens van bezoekers worden niet vastgelegd.

Bedrijven gaan minder kunststofafval voortbrengen als de heffing op het verbranden van afval wordt verhoogd. Dat blijkt uit een analyse van Vlaamse gegevens. Maar om te zorgen dat het resterende kunststofafval duurzaam wordt verwerkt (bijvoorbeeld gerecycled) is naast een hogere heffing ook uitbreiding van de verwerkingscapaciteit nodig.

Heffingen op afvalverbranding zijn een populair beleidsinstrument in veel Europese landen en regio’s. De impact van zo’n heffing op de hoeveelheid huishoudelijk afval is al veelvuldig bestudeerd geweest. De impact op industrieel afval werd tot op heden nauwelijks onderzocht. Toch blijkt industrieel afval meer dan negentig procent van de totale hoeveelheid afval binnen de Europese Unie uit te maken. Deze studie brengt de impact van een heffing op afvalverbranding op industrieel kunststofafval in Vlaanderen in kaart. Dit gebeurt aan de hand van econometrische modellen die aangeven dat bedrijven gevoelig zijn voor een stijging van afvalheffingen. Het beoogde resultaat van een milieuheffing, d.w.z. een gedragsverandering, wordt bereikt. De resultaten suggereren dat een toename van de desbetreffende heffing, de groei van voortgebracht industrieel kunststofafval significant afremt. Dit resultaat mag echter geen vrijgeleide zijn om de afvalverbrandingsheffing onophoudelijk te doen stijgen. Het effect van deze heffing zal snel verminderen aangezien alternatieve afvalverwerking beperkt aanwezig is. Het is dus van buitengewoon belang dat er op de markt een behoorlijke capaciteit van bijvoorbeeld recyclage tot stand komt die een duurzaam alternatief biedt voor afvalverbranding. Deze capaciteit is vandaag in Vlaanderen zeer beperkt voor de meeste kunststofstromen.

Data en model

In deze studie maken we gebruik van paneldata, d.w.z. waarnemingen van meerdere variabelen doorheen de tijd, bijvoorbeeld meerdere bedrijven die elk jaar rapporteren. De OVAM verzamelde deze Vlaamse data. Bedrijven, die al dan niet willekeurig geselecteerd werden, moeten de hoeveelheid en het type voortgebracht afval rapporteren. We kiezen om enkel te werken met een niet-willekeurige selectie van bedrijven die jaarlijks hun voortgebracht afval moeten rapporteren omdat zij een tonnage afval voortbrengen dat hoger ligt dan een vastgestelde drempelwaarde. Daarom is het niet mogelijk onze resultaten te veralgemenen; ze zijn dus enkel strikt correct voor deze subcategorie van bedrijven. Niettegenstaande bekomen we door deze keuze een zogenaamde ongebalanceerde paneldataset die tot robuustere schattingen kan leiden dan in het geval we enkel werken met data van slechts 1 observatiejaar. 'Ongebalanceerde paneldata' wil, in voorkomend geval, zeggen dat niet elk bedrijf elk jaar hoefde te rapporteren. Dit kan ook niet anders, wanneer bedrijven de vastgestelde drempelwaarde over- of onderschrijden zullen ze respectievelijk opgenomen of uitgesloten worden in/uit de dataset.

Deze subset van bedrijven heeft typisch een aannemingsovereenkomst met een afvalverwerkend bedrijf. Dit afvalverwerkend bedrijf zal in de meeste gevallen het hele proces van afvalophaling tot de rapportering verzorgen. Onder bepaalde redelijke assumpties, zoals een competitieve markt voor afvalverwerking, kunnen we aantonen dat de heffing kan leiden tot relatieve prijsveranderingen voor afvalverwerking. Indien de eenheidskost om afval te verwerken hoger komt te liggen dan de eenheidskost om afval te verminderen, zal een winst maximaliserend bedrijf kiezen om afval te verminderen, met afvalminimalisatie als gevolg.

Resultaten

We kiezen ervoor om ons te beperken tot de, volgens ons, belangrijkste resultaten. De onderstaande tabel geeft resultaten weer die na analyse gevonden werden voor de ongebalanceerde paneldataset. Er worden vier modellen weergegeven: steeds twee kolommen met dezelfde methode, en dan ofwel met de groei van de marktprijs om te verbranden ofwel zonder deze variabele. Deze marktprijs die betaald wordt aan de uitbater van de verbrandingsoven lijdt ongetwijfeld aan een lichte vorm van endogeniteit. Dit betekent dat aangezien het een marktprijs is, deze mee bepaald wordt door de hoeveelheid afval dat verbrand moet worden. Een hoge heffing zal dus zorgen voor een lagere marktprijs. Belangrijk te vermelden is dat alle variabelen gedefinieerd zijn als procentuele groei, d.w.z. dat de geschatte coëfficiënten geïnterpreteerd moeten worden als een procentuele verandering van een procentuele groei.

We vinden dat een groei van de heffing op afvalverbranding een negatief effect heeft op de groei van kunststofafval. Wanneer de marktprijs van de verbranding zelf buiten beschouwing wordt gelaten, is dit effect meer uitgesproken. Een belangrijk resultaat is dat de groei van de producentenprijsindex ‘PPI’ minstens eenzelfde effect heeft als een heffing. Dit bevestigt onze aanname van een competitieve afvalverwerkingsmarkt. Uit de resultaten blijkt dat enkel de groei van de primaire en secundaire economie (BBP) in de helft van de gevallen een significant positieve invloed heeft op de groei van kunststofafvalvoortbrenging. De eerste variabele houdt de groei van kunststofafvalvoortbrenging van het vorige jaar door hetzelfde bedrijf in. Deze variabele werd vooral om methodologische redenen opgenomen.

Conclusie

De resultaten suggereren dat een groei van de heffing op afvalverbranding een negatief effect heeft op de groei van het voortgebrachte kunststofafval binnen Vlaanderen. Nochtans zou een uitgebreidere analyse, preferentieel met bedrijfsspecifieke data en gebalanceerde paneldata, onze resultaten kunnen verfijnen. Gebalanceerde paneldata is de tegenhanger van ongebalanceerde paneldata en houdt in dat er wel een observatie is voor elk bedrijf per jaar. In het verlengde van het Verdrag van Aarhus kunnen we beleidsmakers dan ook aanbevelen de nodige inspanningen te verrichten om dergelijke data te (laten) verzamelen. Concreet houdt het in dat er een, in dat geval willekeurige deelgroep van bedrijven voor een langere periode jaarlijks (of trimestrieel) zou moeten rapporteren. Om de valorisatiemogelijkheden van deze dataset te verruimen kunnen we aanraden om ook de verwerkingswijze van het afval tot zover als mogelijk in het proces te volgen en te documenteren. Zo kunnen we beter begrijpen hoe deze markt functioneert en waar de eventuele pijnpunten zich situeren.

We benadrukken dat de gevonden resultaten betrekking hebben op een niet willekeurige dataset van bedrijven die kunststofafval voortbrengen. Op basis van onze resultaten suggereren we beleidsmakers om de heffing op afvalverbranding voorzichtig te verhogen. De groei zal op korte termijn ongetwijfeld leiden tot een vermindering van het voortgebracht kunststofafval. Nadien is het van groot belang deze heffing niet nodeloos te doen stijgen maar ook de verdere ontwikkeling van duurzame verwerkingsalternatieven te ondersteunen. Dit alternatief, bijvoorbeeld recyclage, kan door private investeringen tot stand komen, eventueel aangemoedigd door de overheid. Op lange termijn zal de heffing op afvalverbranding een evenwichtsbehoudend karakter krijgen.


Voor meer informatie kan u contact opnemen met Loïc De Weerdt (Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.). De volledige publicatie kan u raadplegen via 
De Weerdt, L., Sasao, T., Compernolle, T., Van Passel, S., & De Jaeger, S. (2020). The effect of waste incineration taxation on industrial plastic waste generation: A panel analysis. Resources, Conservation and Recycling, 157, 104717.