Deze website gebruikt analytische cookies om inzicht te krijgen in de populariteit van de aangeboden artikelen (webstatistieken). Persoonlijke gegevens van bezoekers worden niet vastgelegd.

Op 26 januari 2011 verdedigde Marije Schaafsma van het Instituut voor Milieuvraagstukken (IVM) haar proefschrift getiteld "Spatial effects in stated preference studies for environmental valuation" aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Het onderzoek in dit proefschrift richtte zich op de manier waarop het keuzegedrag en de betalingsbereidheid (Willingness-To-Pay, WTP) van respondenten in zogenaamde Stated Preference (SP) methoden samenhangen met afstand, substitutie en andere ruimtelijke effecten.

SP-methoden, gebaseerd op enquêteonderzoek, zijn geschikt om de waarde te bepalen die mensen aan het gebruik en het bestaan van natuur hechten. 'Contingent Valuation' is hiervan de bekendste methode, maar in de afgelopen jaren zijn keuze-experimenten steeds populairder geworden.

In een keuze-experiment wordt respondenten gevraagd hun voorkeursalternatief te kiezen uit toekomstscenario's op verschillende locaties, waarvoor zij bereid zijn een bepaald bedrag te betalen. Zo'n scenario bestaat uit verschillende aspecten, bijvoorbeeld veranderingen in natuurwaarden en in recreatiemogelijkheden op een locatie. Een van de grootste voordelen van keuze-experimenten is dat er beter rekening kan worden gehouden met de keuzes die mensen maken tussen beschikbare alternatieven, en dat substitutiegedrag daarmee beter kan worden geanalyseerd. De beschikbaarheid van alternatieven (substituten), zoals andere locaties die dezelfde milieugoederen voortbrengen, kunnen ruimtelijke verschillen in WTP veroorzaken. Wanneer een alternatief aanwezig is in de nabije omgeving (het aanbod is hoog), dan zal iemand waarschijnlijk minder bereid zijn te betalen voor het bestudeerde milieugoed (de prijs is dan laag).

Het tweede hoofdthema van het onderzoek was het effect van afstand op WTP, het zogenaamde distance-decay-effect. Voor een betrouwbare schatting van de totale economische waarde moet niet alleen worden onderzocht welk bedrag mensen bereid zijn te betalen, maar ook tot op welke afstand van de locatie die het milieugoed voortbrengt mensen nog willen betalen. Naarmate mensen verder van de locatie vandaan wonen, daalt meestal hun WTP, hetgeen is gerelateerd aan de reiskosten.

Deze thema's werden onderzocht in twee casestudies, die zich richtten op de economische waarde die Nederlanders hechten aan verbeteringen van recreatiemogelijkheden en natuur als gevolg van de implementatie van de Kaderrichtlijn Water (KRW). De eerste casestudie vond plaats in het Nederlandse deel van het Schelde-stroomgebied in de provincie Zeeland en had betrekking op drie locaties, namelijk de stranden bij Breskens, de Braakman-kreek en het Verdronken Land van Saeftinghe. In de tweede case studie, die plaatsvond in het Rijnstroomgebied, werd respondenten gevraagd te kiezen tussen waterkwaliteitsveranderingen in elf meren temidden van de Randstad, zoals de Vinkeveense, Ankeveense en Reeuwijkse Plassen.

Uit beide studies blijkt dat respondenten waarde hechten aan het verbeteren van de waterkwaliteit. Maar WTP hangt af van de karakteristieken van de locaties. Zo werden natuurverbeteringen hoger gewaardeerd voor Saeftinghe dan voor de twee andere locaties, en ook de WTP-waarden van verbeteringen in de zwemmogelijkheden waren locatie-specifiek. WTP voor waterkwaliteitsverbeteringen voor de meren waren niet significant verschillend, waarschijnlijk omdat de meren en bijbehorende milieugoederen veel meer op elkaar leken. Dus: voor een locatie waarover geen onderzoek naar de economische waarde bestaat, kan het gebruik van WTP-waarden van andere locaties uit bestaande studies tot minder betrouwbare resultaten leiden wanneer de karakteristieken van de locaties verschillen.

Uit beide cases bleek dat mensen minder bereid zijn te betalen naarmate zij verder weg wonen van de studielocaties, of dichter bij andere plekken wonen die soortgelijke natuur en recreatiemogelijkheden bieden. Het effect van afstand was verschillend voor de drie locaties in Zeeland. Afstandseffecten verschilden ook tussen mensen, bijvoorbeeld mensen die de locaties wel en niet hadden bezocht. Er is dus geen generiek afstandseffect dat kan worden toegepast op elk willekeurig studiegebied of milieugoed.

Naast afstandseffecten, bleken er ook ruimtelijke verschillen in WTP veroorzaakt door de aanwezigheid van substituten te zijn. Zo werd in de Schelde-studie gevonden dat mensen die dicht bij andere stranden wonen minder willen betalen voor de stranden van Breskens. Substitutie-effecten werden verder geanalyseerd in de modellering van de substitutiepatronen tussen de alternatieven in de keuze-experimenten. Uit de studies komt naar voren dat bij het bepalen van de totale economische waarde, het rekening houden met de effecten van afstand en substituten leidt tot significant andere uitkomsten.


Marije Schaafsma is nu werkzaam bij CSERGE, University of East Anglia, Norwich, UK. Email: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.

Referenties:

Schaafsma. M. (2010) Spatial effects in Stated Preference studies for environmental valuation. Proefschrift Vrije Universiteit Amsterdam.

Schaafsma, M., R. Brouwer, A. Gilbert (2010) Hedwigepolder: publieke waardering van natuurontwikkeling in Zeeland. H2O, december 2010.

Ga direct naar alle artikelen over:

nME icon overheid groot 3d4

Overheid

nME icon bedrijfsleven2 groot

Bedrijfsleven

nME icon onderzoek groot

Onderzoek

nME icon opinie2 groot

Opinie en debat