Dit is een integrale overname van de CPB-column van Marcel Timmer, gepubliceerd op 7 november 2024.

Onlangs was ik op uitnodiging van het nieuwe ministerie van Klimaat en Groene Groei (KGG) bij een optreden van Jason Hickel. De zaal zinderde als bij een politieke rally. Hickel trapte af met het verontrustende feit dat we buiten de planetaire grenzen leven en dat alleen een zeer forse reductie van economische activiteit grote rampen kan voorkomen. Daarna volgde vlot de oplossing: stop met de productie van vervuilende goederen.

 

Om dat te bereiken, moet het volk beslissen wát we produceren en niet langer op winst beluste bedrijven. En het goede nieuws: 99% van de mensheid krijgt hierdoor een beter leven, met minder consumptie maar meer welvaart. De benodigde sociale omwenteling gaat slechts ten koste van een klein clubje puissant rijken wier vermogen wordt herverdeeld. Vandaar de titel van Hickels beroemde boek: Less is More. Een prachtig voorstel, vond het merendeel van de toehoorders. Luid applaus volgde. 

Degrowth mist beleidstheorie 

Ik was vooral teleurgesteld. Hickel koppelde de wetenschappelijke bevindingen rond planetaire grenzen naadloos aan een politiek ideaalbeeld van eco-marxisme, ook wel ’degrowth’ genoemd. Legitiem en nuttig voor het poneren van een politiek statement. Maar te gast bij een beleidsdepartement had ik gehoopt op concrete voorstellen hoe deze omwenteling te bewerkstelligen. Een ’beleidstheorie’ dus. Cruciaal in Hickels ideaal zijn burgerfora die bepalen welke productie verspillend is (Hickel opperde privéjets, SUV’s en vlees) en welke productie sociaal wenselijk is (zoals treinen, boeken en bonen). Zo moeten de fora de structuur van de economie opnieuw ordenen. Maar wat weten we eigenlijk over het vermogen van burgers om het eens te worden over welke productie sociaal wenselijk is? 

Wat wil de consument

Een basisbevinding uit de economische literatuur is dat de consumptiewens negatief samenhangt met (relatieve) prijzen. Huishoudens gaan minder consumeren van producten waarvan de prijs stijgt ten opzichte van andere producten. Als de overheid wil dat er minder geconsumeerd wordt van vervuilende of ongezonde producten, kan een belasting de relatieve prijs van die producten verhogen. Zo beschouwd lijkt het alsof de overheid de consument en daarmee de productiestructuur aan een touwtje heeft. Echter, rijkere huishoudens zijn vaak weinig prijsgevoelig. 

Daarbovenop zijn er zogeheten rebound- en spillover-effecten die de gedragsreactie op een belasting kunnen dempen. Iemand die besluit op de fiets naar het werk te gaan in plaats van met de auto, bespaart CO2-uitstoot én geld. En met dat geld kun je dan op vliegvakantie, met alle CO2-uitstoot ten spijt (een rebound-effect). Wellicht voelt de fietser zich ook moreel vrij om dat te doen. De dagelijkse fietstocht draagt immers al een steentje bij aan een beter milieu (een spillover-effect). De kennis die Sorell, Gatersleben en Druckman (2020) hebben verzameld, biedt weinig hoop op snelle veranderingen in consumptiepatronen door specifieke belastingen.

Je zou dus verwachten dat Hickel zou pleiten voor het verbieden of normeren van bepaalde productie en consumptie. Dat is immers de enige manier om zeker te zijn dat planetaire grenzen niet worden overschreden. Maar in het debat na zijn lezing werd duidelijk dat hij zóver niet wenste te gaan. Het was aan de burgerfora om keuzes te maken. Door geïnformeerd overleg zou de voorkeur van consumenten dan vanzelf veranderen, leek Hickel te hopen. 

Veranderende voorkeuren

Kennis over veranderende voorkeuren is helaas schaars. Economen onderzoeken ze niet graag omdat dit hun onderzoeksmethode ondermijnt. Je kunt immers koopgedrag alleen maar koppelen aan prijzen als je de voorkeuren constant verondersteld. Gelukkig is er in de psychologie ruim aandacht voor verschillende typen motivatie. Gekoppeld aan economische inzichten levert dat verrassende uitkomsten op. Een baanbrekende studie vond dat Nederlandse respondenten die pro-duurzaam zijn, niet per se minder energie gebruiken. Recent vervolgonderzoek laat zien dat hbo/wo-opgeleiden in het algemeen meer open staan voor duurzaam consumptiegedrag. Maar ze vertonen juist minder duurzaam gedrag dan mensen met mbo-1 of zonder vervolgopleiding. Hun hogere inkomen stelt ze in staat om meer niet-duurzame activiteiten te ondernemen, en dat doen ze over het algemeen gretig. 

Multidisciplinair inzicht nodig

Meer multidisciplinair onderzoek is nodig om beter te begrijpen wat consumptiekeuzes beïnvloedt. Prijzen, inkomens, beschikbaarheid van alternatieven, houding én sociale opvattingen spelen allemaal een rol. Ook het CPB is daarmee bezig. Samen met andere partijen willen we nu nog verborgen statistische informatie ontsluiten, bijvoorbeeld data over keuzes rond energieverbruik, woningisolatie, gebruik van het openbaar vervoer en zakelijke mobiliteit. Deze ontginning kost tijd en werkkracht. Maar het biedt hoop op een grondiger fundering van ons begrip over wat wel en niet werkt. Dat helpt hopelijk ook Hickel om bij een volgend bezoek nieuwe wetenschappelijke evidentie voor het voetlicht te brengen. Voor kennis geldt immers nog altijd: more is more.

Klik hier om naar de column van Marcel Timmer op de website van het CPB te gaan. 


Reactie Redactie

Geachte heer Timmer,

N.a.v. uw interessante column op de CPB-site: ik ben het grotendeels met u eens. In burgerfora die bepalen wat wel en niet geproduceerd mag worden zie ik ook niets. In zekere zin hebben we die fora al: gemeenteraad, provinciale staten, parlementen… Die ‘fora’ moeten op basis van (wetenschappelijke) informatie beleid vaststellen. 

Maar ik zou iets willen aanvulling op uw column. Planetaire grenzen worden overschreden. Daar waar dat gebeurt of dreigt te gebeuren, moeten harde grenzen gesteld worden. Ik pleit daarbij voor zoveel mogelijk cap-and-trade handelssystemen, want dat voorkomt rebound-effecten, en grijpt het probleem dáár aan waar het ontstaat. Een absoluut plafond (‘cap’) is nodig omdat het eco-systeem ook min of meer harde grenzen heeft. Handel in de rechten op de milieugebruiksruimte is gewenst om die ruimte optimaal aan te wenden: wat dat betreft geloof ik in marktwerking om te zorgen dat er geen geld en/of milieu verspild wordt. Het principe ‘de gebruiker betaalt’ is niet alleen rechtvaardig, maar ook efficiënt. Prijzen sturen beter en preciezer dan welke regelgeving dan ook.

Rijke mensen zullen altijd meer van alles kunnen kopen - dat is een verdelingsvraagstuk wat op zich los staat van de planetaire grenzen. Als je die verdeling niet goed vind, moet je aan nivellering doen, maar vermeng het niet met milieubeleid: gedenk de ‘Tinbergen rule’.

Onderzoek naar consumptievoorkeuren wordt dan ook minder belangrijk: men kan consumeren wat men wil, zolang we als samenleving maar binnen de planetaire grenzen blijven, en dat wordt gegarandeerd door het emissieplafond. 

Natuurlijk is de praktijk weerbarstiger, maar dit vind ik in principe een goede theoretische basis voor beleid. De emissiehandel voor broeikasgassen (het EU-ETS en vergelijkbare systemen elders) is een uitstekend voorbeeld.

Vriendelijke groet,
Michiel Wind

redacteur Nieuwsbrief Milieu en Economie

 

Aanmelden nieuwsbrief

Wil je regelmatig op de hoogte worden gehouden van nieuwe artikelen op deze website?

Meld je dan hier aan voor de Nieuwsbrief!

aanmelden knop

Ga direct naar alle artikelen over:

nME icon overheid groot 3d4

Overheid

nME icon bedrijfsleven2 groot

Bedrijfsleven

nME icon onderzoek groot

Onderzoek

nME icon opinie2 groot

Opinie en debat