Nederland staat voor een driedubbele uitdaging ten aanzien van het energiesysteem: (1) voldoen aan de vastgelegde afspraken om minder CO₂ uit te stoten en in 2050 volledig duurzaam te zijn; (2) minder afhankelijk worden van energielevering uit onbetrouwbare landen; en (3) de energierekening betaalbaar houden voor burgers, maatschappelijke instellingen en bedrijven. Het Nationaal Plan Energiesysteem 2050, waarover we eerder schreven, beschrijft hoe ons energiesysteem er in 2050 uit kan zien en schetst de ontwikkelpaden ernaartoe. Onafhankelijk van de beleidskeuzes die nog worden gemaakt, elektriciteit is de ruggengraat van het toekomstige energiesysteem. Een forse uitbreiding van de elektriciteitsinfrastructuur is hierbij cruciaal.
Het huidige stroomnet heeft onvoldoende capaciteit. Aanbieders van (groene) stroom, maar vooral afnemers van elektriciteit hebben last van schaarse netcapaciteit. Hierdoor worden woonwijken later gebouwd en kunnen bedrijven minder snel vergroenen. Volgens recent onderzoek kost deze netcongestie op laag- en middenspanningsniveau de samenleving jaarlijks tussen de 10 en 40 miljard euro. Maar ook de uitbreiding van de elektriciteitsnetten gaat de maatschappij miljarden kosten.
Sinds de jaren negentig zijn de productie en levering van elektriciteit gescheiden: de productie werd geliberaliseerd en op basis van Europese wetgeving kregen netbeheerders de verantwoordelijkheid voor het transport en de distributie van elektriciteit, onder strikte regulering. Traditioneel worden investeringen in het stroomnet gefinancierd door netbeheerders, die hun kosten doorberekenen aan huishoudens en bedrijven. De Autoriteit Consument en Markt houdt toezicht en bepaalt de maximale nettarieven, mede ter bescherming van de eindgebruiker. Dit zorgde in het verleden voor een rem op uitbreidingsinvesteringen, omdat netuitbreiding op de korte termijn tot hogere kosten per getransporteerde kWh leidt. Pas later, wanneer het net volledig benut wordt, dalen deze kosten per eenheid. In het verleden is daarom dan ook altijd vrij terughoudend geïnvesteerd door de netbeheerders.
Maar de opgave is nu zo groot dat dat principe onder druk staat. Geschat wordt dat tot 2040 195 miljard euro nodig is aan uitbreidingsinvesteringen; ruim 40% hiervan is voor uitbreiding van het net op zee: de aansluiting van toekomstige windparken. Een gemiddeld huishouden gaat dan in plaats van 400 euro nu, jaarlijks zo’n 1100 euro aan netkosten betalen. De ministeries van Klimaat en Groene Groei en Financiën hebben onderzocht welke impact de omvang van de investeringen kan hebben, hoe deze uitbreiding kan en moet worden bekostigd en in hoeverre de besluitvorming rondom investeringen beter kan.
Met betrekking tot de eerste vraag wordt in het rapport ingeschat dat niet alle geschatte investeringen nodig zijn dankzij betere benutting van het bestaande netwerk. Door optimalisatie kan de investeringsopgave tot 2040 met 3 tot 22 miljard euro worden verlaagd. Dit kan onder andere worden bereikt door (vrijwillige of afgedwongen) flexibiliteit bij klein- en grootverbruikers, energiebesparing, locatiesturing of een intensievere belasting van het net. Op korte termijn blijven echter vrijwel alle geplande investeringen noodzakelijk om grote maatschappelijke schade te voorkomen en de energietransitie niet te frustreren.
Daarna kijkt het rapport naar de verdeling van de kosten. Dit is een gevoelig onderwerp: het Nederlandse bedrijfsleven wijst erop dat hun elektriciteitskosten hoger zijn dan die van buitenlandse concurrenten, waardoor (energie-intensieve) bedrijven dreigen Nederland te verlaten. Tegelijkertijd zijn energiekosten voor huishoudens politiek gevoelig, zeker na de energiecrisis van 2021-2023. Het rapport laat zien dat er beleidsopties zijn, maar benadrukt dat er geen makkelijke keuzes bestaan. Een van de mogelijkheden is om de netuitbreidingen – zeker die op zee – anders op Europees niveau te verdelen, aangezien ook andere Europese landen profiteren van de geplande windparken. Daarnaast kan de huidige uitbreiding worden gezien als een voorinvestering waar vooral toekomstige generaties baat bij hebben. Bekostiging via algemene middelen zou daarom een logische optie kunnen zijn. Ook kan gerichte compensatie worden ingezet voor specifieke doelgroepen.
Tot slot neemt het rapport de besluitvorming onder de loep. De auteurs bevelen onder andere aan om jaarlijks een toelichting te geven op de ontwikkeling van de netkosten in de rijksbegroting, de planning van nieuwe infrastructuurprojecten transparanter en uniformer te maken door een ‘energieplananalogie’ te ontwikkelen en de kennisbasis over kosten en baten te versterken.
Het volledige rapport vindt u hier. Info: Rijksoverheid: Contactformulier Rijksoverheid | Contact | Rijksoverheid.nl