Op 30 april 2025 publiceerde het Federaal Planbureau twee belangrijke rapporten die inzicht bieden in de relatie tussen economie en milieu in België: de Milieubelastingen naar economische activiteit (ETEA) en de Materiaalstroomrekeningen voor de gehele economie (EW-MFA). Beide rapporten kaderen binnen de Europese verplichting om milieu-economische rekeningen te leveren aan Eurostat, en ze maken deel uit van een bredere poging om economische systemen te koppelen aan milieudruk en grondstoffenverbruik. In dit artikel worden de voornaamste inzichten en implicaties van beide rapporten samengebracht.
Milieubelastingen: evolutie, spreiding en sectorale dynamiek
Tussen 2008 en 2023 stegen de milieubelastingen in België van 8,1 miljard euro tot 13,1 miljard euro, wat neerkomt op een stijging van 62% in nominale termen. Als percentage van het bbp bleef deze groei relatief stabiel, met een lichte daling van 2,3% naar 2,2%. De opbrengsten van deze belastingen kwamen voor gemiddeld 68% uit energiebelastingen, voor 27% uit transport en voor slechts 5% uit belastingen op vervuiling. Belastingen op hulpbronnen bleven beperkt tot minder dan 1% van de totale milieubelastingen..
De evolutie van milieubelastingen werd grotendeels gestuurd door energiebelastingen, die sterk afhankelijk zijn van olieprijzen, accijnsbeleid en emissiehandel. De impact van beleidsmaatregelen werd duidelijk tijdens de energiecrisis van 2022, waarin tijdelijke accijnsverlagingen leidden tot een terugval van de belastinginkomsten, ondanks een piek in emissierechten en bijkomende bijdragen zoals die van de petroleumsector. In 2023 stegen de energiebelastingen opnieuw met €1,2 miljard door de normalisatie van accijnstarieven en de stijging van de emissieprijzen.
Interessant is ook de verschuiving in wie de belastingdruk draagt. In 2008 droegen bedrijven 56% van de milieubelastingen, tegenover 43% voor huishoudens. Rond 2015 was die verhouding omgekeerd, terwijl tegen 2023 bedrijven opnieuw 54% voor hun rekening namen. Vooral de accijnzen op minerale oliën, met een huishoudelijk aandeel van 54% in 2015 tegenover 40% in 2023, illustreren hoe de last varieert afhankelijk van het consumptiegedrag en het beleid.
Materiaalstromen: België als grondstoffen-intensieve netto-importeur
Volgens de materiaalstroomrekeningen daalde de binnenlandse onttrekking van materialen in België van 109 miljoen ton in 2008 naar 88 miljoen ton in 2023. Deze daling is hoofdzakelijk toe te schrijven aan een terugval in de ontginning van zand en grind, de belangrijkste categorie van niet-metaalhoudende mineralen. In 2008 vormden deze nog 67% van alle onttrokken materialen, tegenover 60% in 2023.
Hoewel de binnenlandse ontginning daalde, kende België tussen 2020 en 2023 een forse stijging in netto-invoer van materialen, van 44 miljoen ton naar 58 miljoen ton. Deze stijging werd grotendeels gedreven door een groeiende afhankelijkheid van vloeibare en gasvormige fossiele energiedragers, zoals ruwe aardolie en aardgas, goed voor 33 miljoen ton extra import in die periode.
Fossiele energiedragers waren met gemiddeld 44% de belangrijkste categorie in de Belgische invoer tussen 2008 en 2023, met een piek van 47% in 2023. Biomassa won aan belang, voornamelijk door de import van industrieel rondhout. Aan de uitvoerzijde vormden fossiele energiedragers ook het grootste aandeel (46% in 2023), gevolgd door biomassa en metaalertsen. De uitvoer van zand en grind daalde, wat wijst op een teruglopende externe vraag naar Belgische bouwgrondstoffen.
Knelpunten en spanningsvelden
De cijfers maken duidelijk dat de Belgische overheid in sterke mate rekent op accijnzen op fossiele energie om milieubelastingen te innen. Dit brengt risico’s met zich mee voor de begrotingsstabiliteit in een scenario van effectieve klimaattransitie. Als de consumptie van fossiele brandstoffen afneemt zoals verwacht, zullen ook de inkomsten uit accijnzen en emissiehandel dalen, tenzij tijdig wordt overgeschakeld op bredere ecotaksen, bijvoorbeeld op het gebruik van primaire grondstoffen, land, of vervuilingsrechten.
België blijft een grondstoffenintensieve netto-importeur. De materiaalefficiëntie (materialen per euro bbp) is licht verbeterd, maar structureel blijft de circulaire omschakeling beperkt door het ontbreken van prijsprikkels die virgin materialen duurder maken dan gerecycleerde of hergebruikte alternatieven. De belastingdruk verschuift onvoldoende van arbeid naar vervuiling of uitputting. Het rapport over milieubelastingen toont aan dat vervuilings- en hulpbronnenbelastingen amper bijdragen aan de totale inkomsten (samen 5%). Dit staat in schril contrast met het discours over circulaire economie waarin juist het vermijden van vervuiling en het sparen van hulpbronnen centraal staat. De belastingen stimuleren vooral consumptiebeperking via energieprijzen, maar niet per se hergebruik, reparatie, of design voor demontage.
Er is nood aan een shift van ‘milieuaccijnzen’ naar een bredere ecologische fiscaliteit die ook upstream belast - bij productie, ontginning en materiaalgebruik. Denk aan een grondstoffentaks of importheffingen gebaseerd op de materiaalinhoud van producten (embedded materials). Dit vereist wel dat de belastingbasis verbreed wordt zonder negatieve sociale neveneffecten. Inzetten op progressieve belastingheffing op vervuiling, gekoppeld aan herverdeling via subsidies voor circulaire investeringen of sociale bescherming, is essentieel voor een rechtvaardige transitie. Vooral als Europa ETS 2 en CBAM doordrukken, moet België een binnenlandse hefboom ontwikkelen die bedrijven en huishoudens begeleidt in die omslag.
Conclusie
De twee rapporten van het Federaal Planbureau bevestigen dat België zich op een belangrijk kruispunt bevindt inzake ecologische fiscaliteit en materiaalefficiëntie. Hoewel het belastingbeleid in absolute termen steeds meer inkomsten uit milieugerelateerde bronnen haalt, blijft het structureel sterk afhankelijk van vervuilende activiteiten. Tegelijk toont de materiaalbalans dat België een grondstoffenintensieve economie blijft, met een stijgende afhankelijkheid van fossiele invoer.
Meer lezen: Federaal Planbureau