Indien bij het berekenen van het Nederlandse netto nationaal inkomen rekening gehouden wordt met de kosten van uitputting van de Nederlandse aardgasreserves, zou dit leiden tot significante aanpassingen van zowel het niveau als de nominale groei ervan. Daarnaast is het aandeel van het zogenaamde immateriële kapitaal in het nationale vermogen een stuk kleiner dan volgens schattingen van de Wereldbank, onder andere door verschil in methoden en gebruikte bronnen. Dit blijkt uit het proefschrift 'Reconciling theory and practice in environmental accounting' waarop Bram Edens op 12 november promoveerde.
Elke economie is afhankelijk van de inzet van natuurlijk kapitaal. Enerzijds vanwege het gebruik van grondstoffen, anderzijds vanwege de absorptie van afval en emissies. Deze afhankelijkheid komt echter niet goed naar voren in Nationale rekeningen, doordat het vaak ongeprijsde transacties zijn (externe effecten). Milieurekeningen - een satellietrekening - maken die interacties tussen economie en milieu wel zichtbaar. Naast het werk in de statistische wereld bestaat er ook een grote green accounting literatuur die onderzoekt wat de effecten zijn van het gebruik van natuurlijk kapitaal op begrippen als welzijn/welvaart, inkomen en vermogen.
Er bestaat echter, zoals opgemerkt door Heal en Kriström (2005), een duidelijke kloof tussen theorie en praktijk. Dit is jammer omdat er de laatste jaren veel interesse bestaat om verder te kijken dan BBP. Het proefschrift onderzoekt dan ook welke mogelijkheden er bestaan om deze kloof te overbruggen. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen enerzijds de statistische wereld (de praktijk) en anderzijds de onderzoekswereld (de theorie) die elk gekenmerkt worden door eigen communities of practice.
Figuur1: Uitputting van voorraden ('Depletion') volgens 4 benaderingen (% netto nationaal inkomen)
Er is statistisch onderzoek gedaan op verschillende terreinen, waarvan er hier twee worden uitgelicht.
Ten eerste de uitputting van voorraden (depletion). Het probleem bestaat eruit dat er in de Nationale rekeningen geen afschrijvingen op natuurlijk kapitaal plaatsvinden (althans niet in de productierekening). Bij de extractie van een natuurlijke hulpbron zoals aardgas komen de opbrengsten terecht in het nationaal inkomen, zonder dat hier kosten tegenover staan doordat we interen op de voorraad. Dit resulteert in misleidende signalen over de bestendigheid van het inkomen. Er zijn dan ook legio voorstellen gedaan om voor deze kosten te corrigeren. Figuur 1 (Edens, 2013) toont de uitkomsten van berekeningen volgens een aantal recente voorstellen, aan de hand van Nederlandse data.
We zien dat de correctie van het nationaal inkomen groot is, maar ook sterk afhankelijk van de gekozen methode. De "physical measure" (donkerblauw) wordt aanbevolen in het handboek van milieurekeningen (UN et al., 2012). Zij bestaat eruit de fysieke extractie te vermenigvuldigen met een (gemiddelde) prijs van een eenheid aardgas in de grond. Deze prijs wordt verkregen door de waarde van de voorraad te delen op de fysieke voorraad.
Het tweede voorbeeld betreft wealth accounts, die een beschrijving geven van het vermogen van een land uitgesplitst naar componenten zoals: geproduceerd, financieel, natuurlijk, en menselijk kapitaal. De aantrekkelijkheid van deze benadering is dat je kapitaal kunt zien als de basis voor het genereren van toekomstige welvaart. Er zijn dan ook diverse auteurs die de ontwikkeling van het nationaal vermogen (eventueel per capita) al dan niet opgeteld over alle kapitaalvormen beschouwen als indicator voor duurzame ontwikkeling.
Figuur 2: Schattingen van het nationaal vermogen van Nederland (in miljarden euro's van 2005)
Figuur 2 toont aan dat de Wereldbank-schatting van het nationale vermogen veel lager uitpakt dan schattingen ontleend aan CBS data. Daarnaast is opvallend dat het intangible kapitaal (dat grotendeels bestaat uit menselijk kapitaal) een veel kleiner aandeel heeft in de CBS-schattingen dan die van de Wereldbank. Dit wordt veroorzaakt door een verschil in methoden en gebruikte bronnen. Er blijken een aantal zwakke plekken te zitten in aanpak van de Wereldbank, zoals het gebruik van generieke aannames (met name omtrent de waardering van grond onder gebouwen) alsmede inconsistenties in de uitwerking (met name wat betreft onderwijsuitgaven).
Vanwege het bestaan van verschillende gebruikscontexten en doelstellingen lijken er weinig directe mogelijkheden om de kloof tussen theorie en praktijk te dichten. De milieurekeningen hanteren immers de principes van nationale rekeningen en die zijn niet gericht op het meten van welvaart maar van economische activiteit. De theoretische literatuur gebruikt dikwijls onrealistische veronderstellingen zoals een optimale werking van de economie. Mogelijke overbrugging zal met name gezocht moeten worden in verbeterde en nauwere samenwerking tussen de statistische en de onderzoekswereld op terreinen als het bepalen van het nationale vermogen en het nieuwe terrein ecosysteemrekeningen (Obst et al., 2013).
Het proefschrift is te downloaden op: http://dare.ubvu.vu.nl/bitstream/handle/1871/48641/dissertation.pdf?sequence=1
Nadere informatie: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.
Referenties
Edens, B., 2013. Depletion: bridging the gap between theory and practice, Environmental and Resource Economics 54, 419–441.
Obst, C., Edens, B., Hein, L., 2013. Ecosystem Services: Accounting Standards. Science Vol. 342, p. 420.
United Nations et al., 2012. System of Environmental-Economic Accounting: Central Framework, http://unstats.un.org/unsd/envaccounting/White_cover.pdf