Standaarden worden in het milieubeleid vaak gezien als rigide beleidsinstrumenten die inefficiënt zijn en niet bijdragen aan eco-innovatie. Hier ligt een te enge visie op standaarden aan ten grondslag. Standaarden spelen een belangrijke rol bij emissiereducties en technologische ontwikkeling.
In het milieubeleid worden standaarden vaak beschouwd als rigide beleidsinstrumenten die inferieur zijn aan marktconforme instrumenten zoals belastingen en verhandelbare rechten. Milieubeleidsstandaarden zoals uniforme emissiereductiedoelstellingen of ge- en verboden voor bepaalde productietechnologieën leiden niet altijd tot egalisering van marginale emissiereductiekosten over verschillende producenten en leiden daardoor tot welvaartsverliezen ten opzichte van marktconforme instrumenten. Standaarden zijn echter veel meer dan een (milieu)beleidsinstrument.
Wij definiëren een standaard als een document dat technische eigenschappen of gedragsregels vastlegt. Standaarden kunnen dus zowel gericht zijn op technologie als op gedrag, en kunnen naar hun rol in de maatschappij ingedeeld worden in (1) meet- en referentiestandaarden (bijv. de kilogram), (2) kwaliteits- en veiligheidsstandaarden, en (3) compatibiliteitsstandaarden. Milieubeleidsstandaarden zijn een sub-set van kwaliteits- en veiligheidsstandaarden, en deze standaarden kunnen zowel (minimum) eisen stellen aan technologieën als aan het gedrag van mensen en bedrijven.
Uit deze classificatie blijkt dat standaarden zowel complementair aan milieubeleid als substituten voor marktconforme milieubeleidsinstrumenten zijn. Technische compatibiliteitsstandaarden zijn bijvoorbeeld van groot belang voor de diffusie van netwerktechnologieën zoals de elektrische auto. Een bekend voorbeeld van de complementariteit van standaarden en hun rol in eco-innovatie is het beleid gericht op vermindering van luchtvervuiling door auto's in de VS in de jaren '70. Hier werden emissiestandaarden (emissies van onder andere koolmonoxide en NOX, in grammen per mijl) opgelegd die met de technologieën die op dat moment in de automobielindustrie gebruikt werden niet konden worden gehaald. De standaarden initieerden een proces van innovatie (door-ontwikkelen van de katalysator als bestaande technologie voor de reductie van emissies van koolwaterstoffen en koolmonoxide) en inventie (het uitvinden van de driewegkatalysator). Daarnaast was een standaard gericht op het verminderen van het loodgehalte van benzine nodig om de diffusie van de driewegkatalysator mogelijk te maken.
Het proces van standaardisatie kan zowel door bedrijven als door de overheid en andere organisaties geïnitieerd worden. In de literatuur over standaarden worden vier typen standaardisatieprocessen onderscheiden, waaronder 'gesponsorde' standaarden (waar een of meer producenten of gebruikers marktpartijen beïnvloeden om een bepaalde set specificaties te hanteren), standaarden die ontwikkeld worden door standaardisatieorganisaties (al dan niet vanuit de overheid of een sector), en standaarden die geïnitieerd worden door de overheid. Voor de uiteindelijke uitkomst van het standaardisatieproces is het van groot belang dat het proces voldoende open is en dat zoveel mogelijk stakeholders bij de ontwikkeling van de standaard betrokken worden. Zo kan worden voorkomen dat een bedrijf een dominante marktpositie krijgt door het opdringen van de eigen technologie, of dat bedrijven voorkomen dat bepaalde beleidsmaatregelen worden ingevoerd of milieutechnologieën doorbreken. Tevens is openheid en het betrekken van stakeholders van belang voor de optimale timing van een standaard: wanneer een standaard te vroeg wordt ingevoerd, kan veelbelovende technologieën die nog in een vroeg stadium van ontwikkeling zijn de nek worden omgedraaid, terwijl wanneer een standaard te laat wordt ingevoerd het risico bestaat dat verschillende marktpartijen opgescheept zitten met een technologie die na standaardisatie waardeloos blijkt te zijn.
Overheidsbeleid kan een grote rol spelen bij standaardisatie. Voor een succesvolle rol van de overheid bij standaardisatieprocessen, gericht op eco-innovatie, is het van belang dat de overheid voldoende informatie heeft over het onderliggende milieuprobleem (is onmiddellijke en drastische actie vereist?), de nieuwe technologie (in welke fase van ontwikkeling bevindt de technologie zich? Betreft het een netwerktechnologie?), de markt waarin een nieuwe technologie kan worden ingezet (betreft het een producenten- of consumentenmarkt? Zijn er toenemende schaalopbrengsten?), en de internationale dimensies van deze drie eigenschappen van de eco-innovatie (zijn er in het buitenland al standaarden beschikbaar? Kan aangesloten worden bij een internationaal standaardisatieproces?). Samenwerking met nationale en internationale organisaties op deze gebieden (zoals universiteiten, TNO, consumenten- en producentenorganisaties, OECD) is van groot belang voor de succesvolle introductie van standaarden in de context van eco-innovatie.
Het volledige artikel 'The role of standards in eco-innovation: lessons for policymakers' is verschenen in de zomer-editie van Review of Environmental Economics and Policy en kan hier worden gevonden. Meer informatie: Herman Vollebergh (PBL,