Wat zijn de mogelijkheden van een circulaire economie binnen de landbouw? Op basis van een aantal concrete voorbeelden laat een recent LEI-paper zien dat dat verder gaat dan het gebruik van biomassa als reststroom voor de productie van energie of compost. Het paper introduceert een onderscheid in externe kringlopen (reststroom van het ene bedrijf is een grondstof voor het andere bedrijf) en interne kringlopen (door de koppeling van meerdere productieprocessen op één bedrijf kunnen reststromen en emissies hergebruikt worden).
Kansen voor de landbouw (interne en externe kringlopen)
Een TNO-rapport uit 2013 stelt dat vooral in de landbouwsector kansen liggen voor een circulaire economie in Nederland. In het TNO-rapport staan voorbeelden van reststromen uit de landbouwsector centraal, die omgezet kunnen worden in biogas en door middel van bioraffinage omgezet kunnen worden in andere, meer hoogwaardige producten zoals compost, veevoeder en biodiesel. In opdracht van het ministerie van Economische Zaken, Directie Natuur en Biodiversiteit, inventariseerde het LEI de mogelijkheden van circulaire economie voor de landbouwsector in Nederland die verder gaat dan biogas en bioraffinage. De LEI-onderzoekers hebben daarom gezocht naar een breed overzicht van bestaande initiatieven. Daarvoor introduceren ze de begrippen interne en externe kringlopen. Voor het sluiten van interne kringlopen wordt de productie binnen één bedrijf geoptimaliseerd (combineren van productieprocessen) zodat wat voorheen afgevoerd werd als afval of als emissie werd gezien, nu intern wordt gebruikt zodanig dat benodigde inputs en (bijbehorende) emissies geminimaliseerd worden. Voor de duidelijkheid bakenen de onderzoekers de interne kringlopen af bij de grenzen van een bedrijf. Het is in principe ook mogelijk regiogrenzen of coöperaties van boeren als grens te hanteren. Bij externe kringlopen worden reststromen extern nuttig ingezet, waardoor een afhankelijkheid tussen twee verschillende bedrijven gecreëerd wordt. De begrippen interne en externe kringlopen zijn geen standaardbegrippen in de literatuur over circulaire economie; het is een toevoeging die volgt uit de bestudering van de casussen. De meeste landbouwvoorbeelden in de literatuur over circulaire economie gaan over externe kringlopen, terwijl interne kringlopen in essentie effectiever zijn vanuit milieuperspectief.
Het sluiten van interne kringlopen kent voor- en nadelen
Sterker, het is veelal efficiënter om hergebruik binnen een bedrijf te organiseren in plaats van tussen bedrijven. Niet alle stoffen kun je immers even makkelijk opslaan en vervoeren: denk aan de productie van warmte, CO2 en stikstof (bijvoorbeeld in de vorm van ammoniak). In de landbouw is het heel goed mogelijk emissies te hergebruiken. Dit betekent wel dat een systeemverandering op het bedrijf doorgevoerd moet worden. Wanneer eerst het productieproces zelf is geoptimaliseerd, kan daarna gekeken worden naar hergebruik van de reststromen. Naast voordelen van interne kringlopen (minder externe effecten, minder grondstoffen nodig, diversificatie van inkomen) zijn er ook nadelen. Zo is er meer kennis vereist, met name over werking, externe effecten, recycling of andere productieprocessen. Ook zijn er vaak investeringen nodig.
De voorbeelden geanalyseerd
Interne kringlopen zijn in essentie efficiënter dan externe kringlopen, omdat reststromen (zogenoemde afval en vervuiling) direct nuttig worden aangewend, zonder verlies door opslag en transport. De kern van de interne kringloop in de landbouw is het combineren van plantaardige en dierlijke productie waarbij restproducten uit de dierlijke productie gebruikt worden voor plantaardige productie en omgekeerd. Dit lijkt op het gemengde bedrijf van vroeger, maar nu verder geoptimaliseerd en met andere combinaties van activiteiten. Vanuit een ecologisch perspectief wordt bij interne kringlopen de relatie plant-dier hersteld, dat wil zeggen: (een deel van) de plant gaat naar het dier (als veevoer) en afval van het dier (lees: mest) gaat naar de plant. Hierdoor zijn er minder emissies naar het milieu (want ook stoffen als N, P en CO2 worden hergebruikt).
Vanuit een economisch perspectief worden de kosten gereduceerd bij interne kringlopen, omdat er minder aankopen van inputs zoals kunstmest en veevoer plaatsvinden, en minder kosten voor de afzet van reststoffen (bijvoorbeeld mest) gemaakt worden. Echter, of het economisch aantrekkelijk is hangt af van de benodigde arbeid en technologie. Een aantal voorbeelden van interne kringlopen zoals beschreven in het paper, zijn financieel gezien (nog) niet rendabel. Het betreft innovaties die nog in de kinderschoenen staan. Wanneer gekeken wordt naar economisch rendement, zijn externe kringlopen vooralsnog het meest interessant. Wanneer echter gekeken wordt naar ecologisch rendement, dan zijn interne kringlopen hoopgevend. Opvallend is dat de aanzet tot verandering kwam vanuit urgentie door (ammoniak)wetgeving. Daarnaast waren er extra inkomsten via (reguliere regelingen) agrarisch natuurbeheer. De combinatie van stok (wetgeving) en wortel (subsidie) is van belang geweest.
Een aandachtspunt is hoe perverse prikkels voorkomen kunnen worden. Bij externe kringlopen worden partijen van elkaar afhankelijk. In feite ontstaat er een nieuwe markt van restproducten. Dit kan leiden tot perverse prikkels. Als reststoffen worden ingezet als grondstof om groene energie en warmte te produceren, dan kan bij een grote vraag naar groene energie en warmte ook een prikkel ontstaan om meer afval te produceren, terwijl dit ingaat tegen het principe van de circulaire economie.
Wat betreft externe kringlopen en het hergebruiken van restproducten in de landbouw, zijn er ook gezondheidsrisico’s. Denk aan BSE en Creutzfeldt-Jakob (de menselijke variant van BSE). Deze ziektes zijn waarschijnlijk ontstaan doordat runderen dierlijke restproducten (vlees, vet, beenderen) te eten hebben gekregen. Of denk aan de dioxineschandalen (afgewerkte olie in veevoer, met te veel dioxine). Deze voedselschandalen hebben tot veel onrust geleid. En tot extra wetgeving, want ‘zoiets mag nooit weer gebeuren’. Maar deze wetgeving kan vervolgens een hindernis zijn bij de transitie naar een circulaire economie. Hoe wil de maatschappij omgaan met dit soort dilemma’s? Hoe kan wetgeving worden aangepast zodanig dat risico’s met afval worden beperkt en tegelijkertijd de transitie naar een circulaire economie niet wordt gehinderd?
Klik hier om het LEI-paper 'Circulaire Economie in de landbouw; een overzicht van concrete voorbeelden in Nederland’ te downloaden.
Meer informatie: Marie-José Smits en Vincent Linderhof, LEI, Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken..