Voetafdrukken zijn een populaire methode om de impact van consumptie op milieu en natuur mee uit te drukken. Maar waar zijn ze op gebaseerd en wat brengen ze precies in kaart? In het rapport 'Trends in Nederlandse voetafdrukken' van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) worden de meest gebruikte voetafdrukken tegen het licht gehouden.
Milieudruk in mondiale productketens
Al enkele decennia is er in nationale en internationale beleidsstudies aandacht voor de milieudruk die wordt veroorzaakt door consumptie, ook wel de voetafdruk genoemd. De voetafdruk gaat over grenzen heen. Hij maakt de milieudruk en impacts in het buitenland zichtbaar die het gevolg zijn van consumptie in Nederland. Dit in tegenstelling tot nationale milieustatistieken die gaan over de milieudruk van bedrijven en huishoudens binnen de landsgrenzen.
Voor mondiale vraagstukken – zoals klimaatverandering, landgebruik, verlies van biodiversiteit en beschikbaarheid van grondstoffen – zijn zowel de binnenlandse als de buitenlandse gevolgen van consumptie van belang. Een internationale visie is noodzakelijk. Immers: als bijvoorbeeld de productie van bedrijven naar het buitenland verplaatst wordt, kunnen de broeikasgasemissies in een land wel afnemen, maar neemt de klimaatverandering niet af. Met een voetafdrukindicator kunnen alle milieueffecten langs de hele productieketen van consumptiegoederen worden weergegeven. Zo kunnen gevolgen van keuzes in productie of consumptie voor milieu en natuur zichtbaar worden gemaakt. Ook past de voetafdruk bij het streven naar een wereldeconomie die past in de ‘milieugebruiksruimte’, waarbij de zogenoemde planetary boundaries niet worden overschreden.
Naast de koolstof- en landvoetafdruk zijn er ook andere voetafdrukken
Voor verschillende milieuthema’s zijn inmiddels voetafdrukindicatoren ontwikkeld. De meest gangbare zijn de voetafdrukken voor broeikasgassen, landgebruik, grondstoffen en water. De zogenoemde koolstofvoetafdruk betreft de mondiale uitstoot van broeikasgassen als gevolg van Nederlandse consumptie. De landvoetafdruk geeft de hoeveelheid land weer die wereldwijd nodig is om producten en diensten voor de Nederlandse consumptie te produceren. De grondstoffenvoetafdruk is nog het minst ver in ontwikkeling, maar komt met de aandacht voor resource efficiency en circulaire economie meer in beeld. Bij de watervoetafdruk is niet alleen de hoeveelheid water als gevolg van consumptie van belang, maar ook of de locatie van watergebruik waterschaarste kent.
Het PBL berekent al geruime tijd tijdreeksen voor de koolstof- en de landvoetafdruk en daarnaast voor de biodiversiteitsvoetafdruk. De laatste is een samengestelde voetafdrukindicator die de impacts van meerdere milieudrukken op de biodiversiteit weergeeft. Deze voetafdrukken zijn te vinden in het Compendium voor de Leefomgeving (www.clo.nl). Een andere samengestelde indicator is de zogenoemde ecologische voetafdruk die consumptie relateert aan de draagkracht van de aarde.
Trends in koolstof-, land- en biodiversiteitsvoetafdruk
De koolstofvoetafdruk nam in de periode 1995-2011 licht toe. Hoewel het binnenlandse deel van de koolstofvoetafdruk kleiner werd, namen de emissies in het buitenland toe. Een aanzienlijk deel van de toename vond plaats in de Chinese regio.
De landvoetafdruk is sinds het begin van dit millennium gedaald, vooral als gevolg van minder landgebruik voor houtproducten en papier. Een groot deel van de voetafdruk betreft landbouwarealen in West-Europa en Zuid-Amerika voor akkerbouw- en veeteeltproducten. Dat areaal is relatief constant gebleven, doordat bij een toenemende consumptie het voedsel steeds intensiever wordt geproduceerd.
De biodiversiteitsvoetafdruk neemt sinds 2000 af, vooral als gevolg van een lager hout- en papiergebruik. Vanwege de intensievere productie heeft de landbouw een relatief groot aandeel in deze voetafdruk. In de biodiversiteitsvoetafdruk is geen rekening gehouden met het biodiversiteitsverlies door uitstoot van broeikasgassen omdat dit deel van de methode nog in ontwikkeling is. Effecten van huidige broeikasgasemissies op het mondiale klimaatsysteem en het daaruit voortvloeiende biodiversiteitsverlies treden pas na verloop van tijd op.
Voetafdrukken per Nederlander zijn relatief hoog
Uit een internationale vergelijking blijkt dat per Nederlander zowel de koolstof- als de landvoetafdruk ruim boven het wereldgemiddelde ligt (zie Figuur 1). Dit is vooral het gevolg van het Westerse consumptiepatroon van de Nederlandse bevolking. Binnen de EU staat Nederland veelal in de top 10 van lidstaten met de hoogste voetafdruk per persoon. Alleen voor grondstoffen is dit niet het geval.
Figuur 1
Verschillende modellen leiden tot consistente conclusies
Diverse instituten en studies rapporteren over voetafdrukken voor Nederland. Voor een bepaalde indicator in een specifiek jaar worden verschillende waarden gerapporteerd. De verschillen worden veelal veroorzaakt door een verschil in berekeningsmethode (bijvoorbeeld bottom-up versus top-down), door een andere afbakening van het systeem (bijvoorbeeld extensief grasland wel of niet meegenomen) of door andere aannames of weging in de berekening van de voetafdruk (bijvoorbeeld in de koolstofvoetafdruk andere waarden voor de bijdrage van uitstoot van verschillende broeikasgassen aan het klimaateffect). Ondanks methodische verschillen leiden berekeningen vaak tot dezelfde conclusies in termen van producten, sectoren of regio’s die een belangrijk aandeel in de voetafdruk voor een bepaald milieuthema hebben. Ook gaan trends vaak in dezelfde richting. Het gaat dus veelal om consistente informatie.
Keuze voor indicator hangt af van toepassing
Bij het zoeken van geschikte indicatoren voor beleid moet bedacht worden dat de keuze afhangt van het dossier, de integraliteit daarvan en het schaalniveau (nationaal, internationaal of mondiaal beleid). Wanneer het doel is om de eigen invloed van nationale consumptie te laten zien, wordt aanbevolen om met daadwerkelijke opbrengstcijfers (local yields) te rekenen. Op deze manier wordt inzichtelijk wat de effecten van specifieke maatregelen in verschillende landen zijn, waar verbetering mogelijk is en waar mogelijke milieueffecten zullen liggen. Dat zal per land heel verschillend kunnen zijn. Bij mondiale vraagstukken, bijvoorbeeld verdelingsvraagstukken, kan het gebruik van mondiale gemiddelden (global yields), zoals bij de ecologische voetafdruk het geval is, de voorkeur hebben, omdat het een beter beeld geeft van verschillen in welvaart. Het gebruik van een samengestelde indicator vergemakkelijkt de communicatie over de voetafdruk (zoals ‘we gebruiken drie keer de aarde’). Inzicht in de afzonderlijke milieudrukken blijft echter van belang om de gevolgen van beleid en keuzes in kaart te brengen. Het naast elkaar presenteren van afzonderlijke indicatoren maakt afwenteling en afruil inzichtelijk. Afhankelijk van het beleidsdossier, de ruimtelijke schaal en de beleidsvraag kan een relevante indicator of set van voetafdrukindicatoren worden gekozen.
Voetafdrukindicatoren bieden handvatten voor beleid
Voetafdrukindicatoren genereren aanvullende informatie over de gevolgen van de milieudruk die wordt veroorzaakt door Nederlandse consumptie. Ze zijn er in eerste instantie op gericht om bedrijven en consumenten bewuster te maken van hun ketenverantwoordelijkheid. Daarnaast biedt de voetafdruk inzicht in de orde van grootte van aan te pakken problemen. Het is mogelijk om beleid te voeren op de oorzaken die bijdragen aan de voetafdruk, zoals het verminderen van de milieueffecten van grondstofproductie, het verbeteren van efficiency bij het verwerken van grondstoffen en het veranderen van consumptiepatronen. Voetafdrukindicatoren kunnen een geschikt monitoringsinstrument zijn. Met geschikte en relevante indicatoren kunnen de effecten van stappen die gezet worden op verschillende beleidsterreinen zichtbaar gemaakt worden, en kunnen verschuivingen en afwentelingen in beeld worden gebracht.
Klik hier om de PBL-studie ‘Trends in Nederlandse voetafdrukken; 1995-2010’ te downloaden.
Informatie: Harry Wilting. PBL,