Deze website gebruikt analytische cookies om inzicht te krijgen in de populariteit van de aangeboden artikelen (webstatistieken). Persoonlijke gegevens van bezoekers worden niet vastgelegd.

Op 27 januari 2017 vond op het T.M.C. Asser Instituut de conferentie "Trade and Sustainability: CETA Dissected" plaats. Dit evenement, dat een deel uitmaakte van de Hague Environmental Law Facility (HELF) lecture series, werd mede georganiseerd door de Vereniging voor Milieurecht (VMR). De deelnemers bespraken uitvoerig de handel en duurzaamheidsaspecten van het Comprehensive Economic and Trade Agreement (CETA) tussen Canada en de EU.

HELF is een samenwerking tussen in Den Haag gevestigde organisaties die zich bezighouden met wetgeving en beleid op milieugebied, namelijk het T.M.C. Asser Instituut, de Haagse Hogeschool, het Institute for Environmental Security en de bibliotheek van het Vredespaleis. De sprekers op dit evenement waren Joris Larik van de Universiteit Leiden en het Hague Institute for Global Justice, Ronald Roosdorp van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, Laurens Ankersmit van milieuorganisatie ClientEarth en Wybe Douma van het T.M.C. Asser Instituut. De presentaties werden gevolgd door een paneldiscussie met reacties van Alan Bowman van de Missie van Canada bij de EU en Nikos Lavranos van NL-Investementconsulting.

CETA heeft tot doel de liberalisering van de handel in goederen en diensten, en bevat bepalingen ter bescherming van investeringen1. De overeenkomst is bekritiseerd in verband met zorgen over mogelijke negatieve effecten op consumentenrechten en milieubescherming. Toch heeft de voorzitter van de Europese Commissie, Jean-Claude Juncker, het verdrag beschreven als een 'golden standard' voor toekomstige handelsovereenkomsten. Door naar CETA te kijken vanuit het oogpunt van handel en duurzaamheid, richtte deze conferentie zich op het demystificeren en beoordelen van dit alomvattende verdrag, om een antwoord te vinden op de vraag of het daadwerkelijk een progressieve standaard vormt voor het handelsbeleid van de EU. Het evenement vond plaats tegen de achtergrond van de goedkeuring van de overeenkomst door de Commissie internationale handel van het Europees Parlement op 24 januari. Het Europees Parlement heeft op 15 februari in plenaire vergadering het verdrag goedgekeurd. Daardoor zou het mogelijk al in april voorlopig en grotendeels toegepast kunnen worden, maar voor definitieve en volledige inwerkingtreding is nog toestemming van de nationale en sommige regionale parlementen van de betrokken landen nodig.

Door de bijdragen van de sprekers en panelleden werden de standpunten van diverse belanghebbenden bij het verdrag vertegenwoordigd. Zo verdedigde Roosdorp het verdrag door te onderstrepen dat 'samenwerking m.b.t. regelgeving' op strikt vrijwillige basis zal plaatsvinden. Ankersmit daarentegen was meer kritisch. Hij besprak de vervanging, na brede kritiek, van het voormalige Investor-State Dispute Settlement (ISDS) mechanisme door het Investment Court System (ICS). Deze aanpassing van het verdrag zou volgens Ankersmit bepaalde verbeteringen gebracht hebben, maar geen radicale veranderingen bevatten.

De academici werden vertegenwoordigd door Larik en Douma. Larik gaf een algemeen overzicht van CETA en concludeerde dat, terwijl het zeker een progressief verdrag is dat een model vormt voor toekomstige handelsovereenkomsten, de vraag blijft of het in de praktijk zal worden gebracht. Douma's presentatie ging over de in de EU-verdragen opgenomen plicht om de duurzame ontwikkeling te bevorderen en ondersteunen en de rol van Trade Sustainability Impact Assessments (SIAs). Hij sprak ook over het zogenaamde 'regulatory chill'-effect waardoor wetgevers ontmoedigd zouden kunnen worden door mogelijke schadeclaims onder investeringsarbitrage. Douma concludeerde dat, terwijl het gebruik van SIAs verbeterd zou moeten worden, mogelijke 'regulatory chill'-effecten waarschijnlijk meer problematisch zijn in handelsrelaties met landen die minder hoge standaarden handhaven dan Canada.

In de paneldiscussie werden nog twee standpunten geïntroduceerd. Lavranos vertegenwoordigde het perspectief van investeerders. Hij beweerde dat het ICS belangrijke veranderingen meebrengt die negatieve effecten hebben op investeerders. Memorabel was zijn opmerking dat NGOs en Amerikaanse President Donald Trump een soort vreemde bedpartners zijn geworden door hun gedeelde afkeur voor nieuwe en bestaande vrijhandelsverdragen. Het standpunt van de Canadese regering werd vertegenwoordigd door Bowman die CETA verdedigde door te benadrukken dat Canadezen het verdrag zien als een mogelijkheid tot nauwere samenwerking met hun meest gelijkgestemde partner. Hij wees ook op de duidelijke economische voordelen van de handelsovereenkomst voor Nederland, zoals de afschaffing van tarieven en de toegang tot een inkoopmarkt van 187 miljard euro.


De presentaties van de sprekers en aanvullende literatuur zijn te vinden op: http://milieurecht.nl/main.php?id=201

Contact: Olivier van Geel (Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.)


Noot 

1 Zie ook het verslag van de discussie over de duurzaamheidaspecten van het controversiële verdrag TTIP dat in 2015 in de nieuwsbrief verscheen, http://www.nieuwsbriefmilieueneconomie.nl/index.php?option=com_content&view=article&id=366:discussie-ttip-en-duurzaamheid-15-januari-2015&catid=34&Itemid=128.