Deze website gebruikt analytische cookies om inzicht te krijgen in de populariteit van de aangeboden artikelen (webstatistieken). Persoonlijke gegevens van bezoekers worden niet vastgelegd.

In de vorige editie van de Nieuwsbrief plaatste Marcel Bovy kanttekeningen bij het proefschrift van M. Henckens over grondstoffenschaarste. In hetzelfde nummer reageerde Henckens op het commentaar van Bovy. In deze bijdrage gaat Bovy in op Henckens' reactie.

Hoewel ik in mijn eerste opinieartikel (vorige nummer van deze Nieuwsbrief) over het proefschrift van Henckens de gevolgde methode niet geheel compleet weergegeven heb, zoals Henckens in zijn reactie terecht aangaf, blijf ik bij mijn conclusie dat de uitkomsten te onzeker zijn om het voorgestelde quoteringsbeleid op te baseren.

Henckens beweert dat hij de winbare voorraden niet berekent uit de zogenaamde reserve base-gegevens, maar afleidt uit de totale in de aardkorst aanwezige hoeveelheden volgens een door Rankin geschetste beschouwing. Echter, wanneer de reserve base groter blijkt te zijn dan de volgens de gebruikte hypothese berekende winbare voorraad, dan is dat voor Henckens geen reden om vraagtekens te zetten bij deze hypothese, maar daarentegen met een elders gevonden vuistregel de winbare voorraad nog een factor 2,5 groter dan de reserve base te schatten. Voor deze grondstoffen is de onnauwkeurigheid in de voorraadschatting een combinatie van de onnauwkeurigheden van de reservebaseschatting en de vuistregel.

De hypothese van Rankin, waarmee de economisch winbare voorraden van de overige mineralen worden geschat, is inderdaad niet gebaseerd op reserve base schattingen maar op de cijfers over bekende winbare voorraden. Deze zijn wat nauwkeuriger, maar de geschiedenis leert dat ze, door de ontwikkeling van exploratie- en exploitatietechnieken, in de loop van de tijd toenemen. Bijvoorbeeld in het geval van koper is de huidige bekende winbare voorraad 3,5 maal die van begin jaren '70 (Drielsma e.a. 2016). De hypothese  van Rankin is gebaseerd op analyse van de correlatie van drie aan bekende reserves gerelateerde parameters met de totale in de aardkorst voorkomende hoeveelheden van een groot aantal mineralen. Deze parameters zijn:

  1. De omvang van het grootste bekende voorkomen van het mineraal;
  2. Het aantal voorkomens van meer dan een miljoen ton;
  3. De bekende voorkomens van een mineraal gesommeerd (inclusief reeds geconsumeerde).

Deze zijn in onderstaande grafieken weergegeven:

 Bron: Skinner, 1976

Bron: Rankin


De getoonde verbanden laten zien dat er niet sprake is van een direct verband van de getoonde parameter met de totale voorraad in de aardkorst. Er is eerder sprake van een correlatie met een spreiding die in de laatstgetoonde figuur drie ordes van grootte omspant. En dat is geen garantie dat spreiding in de totale winbare voorraad binnen deze orde van grootte blijft. Ook is er sprake van het ‘meten met verschillende maten’. De ene grafiek vergelijkt tonnen met tonnen, de andere tonnen met ppm en de grafiek die het aantal voorkomens groter dan 1 mln. ton vergelijkt met het procentueel voorkomen in de korst, geeft, afwijkend van het bijschrift , het aantal voorkomens met een lineaire schaal weer, zodat hier een logaritmische correlatie getoond wordt.

Dat er slechts sprake is van een correlatie, die niet persé lineair hoeft te zijn, is niet zo verwonderlijk omdat de fysisch-chemische eigenschappen tussen de verschillende elementen ver uiteen lopen, wat, los van de gemiddelde concentratie, kan leiden tot zeer verschillenden ertsconcentratieprofielen. Tevens loopt de vindbaarheid en winbaarheid van de verschillende mineralen zeer uiteen, los van de gemiddelde concentratie, en wordt de mate van economische winbaarheid ook bepaald door de waarde van beschikbare toepassingen.

De nauwkeurigheid van de referentiewaarde, de totale winbare voorraad koper, is ook onbekend. De auteurs daarvan (Kesler en Wilkinson, 2008) schatten, zonder onderbouwing, dat de werkelijke waarde 100% groter zou kunnen zijn, en de waarde is gebaseerd op modelberekeningen die geijkt zijn op bekende economisch winbare voorraden die afhankelijk zijn van een tijdsgebonden stand der techniek. De aldus berekende winbare voorraad is eveneens beperkt tot ertsen die met de huidige stand der techniek economisch winbaar zijn (Arndt e.a., 2017, fig. 1.9). Dat de techniek om steeds laagwaardiger ertsen te exploiteren zich blijft ontwikkelen zoals zij dat de afgelopen honderd jaar heeft gedaan is inderdaad niet zeker, zoals Henckens in zijn voorgaande reactie op mijn kritiek stelt, maar er zijn geen aanwijzingen dat juist nu de grens is bereikt of dat deze in zicht is. Dat Henckens dit impliciet veronderstelt is een pessimistische aanname. Indien de techniek zich blijft ontwikkelen zoals zij dat de afgelopen decennia gedaan heeft, zal blijken dat een toekomstige herberekening van de winbare kopervoorraad een veel groter getal oplevert dan het huidige. De hypothese van Rankin levert dan evenredig grotere waarden voor de andere mineralen op. Aangezien niet bekend is hoe onnauwkeurig de thans berekende voorraden zijn en hoe snel en hoe ver de winningstechniek zich zal ontwikkelen is het niet zeker dat een gevoeligheidsanalyse met een tien maal grotere waarde optimistisch is, zoals Henckens stelt. Voor hetzelfde geld is deze berekening slechts minder pessimistisch dan de oorspronkelijke en levert hij nog steeds een te kleine waarde op.

Kortom, ik blijf bij mijn stelling dat onze kennis over de absolute schaarste van materialen te onzeker is om tot beleid te komen dat gebaseerd is op quotering. De partijen die baat hebben bij de exploitatie van grondstoffen zullen het bestrijden, zoals zij dat ook doen bij het onwetenschappelijk waarderen van grondstoffenuitputing bij levenscyclusanalyse (LCA). Ook het voorzorgsprincipe zal geen soelaas bieden, aangezien dit in grote delen van de wereld gezien wordt als typisch Europees ecofundamentalisme. Vooralsnog lijkt het me raadzamer om meer onderzoek te doen naar kwantificering van de schaarste. Als het gebruik van steeds meer energie en materialen voor het winnen van grondstoffen de schaarste karakteriseren, dan zouden deze parameters wellicht betere indicatoren zijn om grondstoffenbeleid op te baseren dan vermeende absolute voorraadcijfers.


Contact: Email: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken., tel. +31302712723, +31626212771


Referenties

Arndt e.a. 2017: Future Global Mineral Resources, Geochemical Perspectives, Volume 6, number 1
Drielsma e.a. 2016: Mineral resources in life cycle impact assessment—defining the path forward, Int J Life Cycle Assess (2016) 21:85–105, DOI 10.1007/s11367-015-0991-7
Kessler and Wilkinson, 2008: Earth's copper resources estimated from tectonic diffusion of porphyry copper deposits, Geology, March 2008, pp. 255 – 258
Rankin, W.J. 2011: Minerals, Metals and Sustainability, CSIRO
Skinner, B.J. 1976, Earth Resources, Second edition

 

Ga direct naar alle artikelen over:

nME icon overheid groot 3d4

Overheid

nME icon bedrijfsleven2 groot

Bedrijfsleven

nME icon onderzoek groot

Onderzoek

nME icon opinie2 groot

Opinie en debat