Deze website gebruikt analytische cookies om inzicht te krijgen in de populariteit van de aangeboden artikelen (webstatistieken). Persoonlijke gegevens van bezoekers worden niet vastgelegd.

Ter gelegenheid van het 30-jarig bestaan van de Nieuwsbrief Milieu & Economie wijden we een reeks artikelen aan de ontwikkeling en de vooruitzichten van de milieueconomie in Nederland en Vlaanderen, geschreven door oudgedienden op het vakgebied. In deze editie is dat Andries Nentjes, emeritus hoogleraar economie en leer der openbare financiën aan de Rijksuniversiteit Groningen. Eerdere bijdragen werden geschreven door Hans Opschoor, Aviel Verbruggen, Aart de Zeeuw en Harmen Verbruggen.

In hun eerdere bijdragen aan deze artikelenreeks laten Hans Opschoor en Aviel Verbruggen de milieueconomie beginnen in 1967, het jaar van Mishan’s The Cost of Economic Growth. Ik werd pas vijf jaar later wakker, gewekt door The Limits to Growth (1972). Die studie voorspelde dat zich binnen 25 tot 50 jaar levensbedreigende mondiale milieurampen zouden voltrekken. Alleen tijdige stabilisatie van mondiale bevolking en industriële productie kon ons nog redden. Het zouden zware tijden worden. Zelf zag ik ook wel dat het helemaal niet goed ging met onze leefomgeving; maar, zo schreef ik in ESB van  29 maart 1972, voor een welvarend land als Nederland moesten we blij zijn met een ommekeer die het bederf van natuur en milieu niet langer als  vanzelfsprekend accepteert  maar er wat tegen wil doen. Daar kon het leven alleen maar beter van worden. Zo hervond deze economist zichzelf als milieuactivist. Wanneer ik nu mijn kleinkinderen iets wil laten zien van wat hun grootvader nalaat, neem ik ze mee naar Nieuwe Statenzijl en vertel: kijk de Dollard, het is er nog, de eindeloze slibvlakte met kijk daar ook de kluten. Gered door de Werkgroep Dollard, nu meer dan veertig jaar geleden. Milieueconomie werd vanaf toen voor mij de wegwijzer naar een effectiever milieu- en natuurbeleid. In dit verslag illustreer ik dat aan de hand van vier thema’s. 

Van regulerende heffing naar verhandelbare emissierechten

Dat er zoiets bestaat als milieueconomie, daar kwam ik achter in het voorjaar van 1972. In Cambridge voor mijn onderzoek naar Keynes belandde ik in Heffer’s bookshop. En zie daar: Environmental Economics, een boekje voor beginners in de economie, uitgegeven in 1971. Is onze term milieueconomie dan toch een vertaling vanuit het Amerikaans? Echt interessant werd het met mijn tweede vondst bij Heffer: The Economics of the Environment, tot boek gebundelde artikelen die in maart 1971 in The Swedish Journal of  Economics  waren verschenen. Tussen al die voortreffelijke bijdragen zat ‘The Use of Standards and Prices for the Protection of the Environment’. Het baanbrekende bewijs van Baumol en Oates dat een heffing op vervuiling zorgt voor gelijke marginale bestrijdingskosten en daarmee voor de laagst mogelijke bestrijdingskosten. Maar, voor mij nog belangrijker: de heffing neergezet als een regulerend instrument waarmee de overheid  emissies en lozingen doelgericht kan beteugelen. Een oogopener in de tijd waarin we als economen in Nederland de heffing alleen kenden als Pigoviaans instrument tegen negatieve externe milieueffecten, terwijl de politiek de heffing (op organische waterverontreiniging) had omarmd als het middel om zuiveringinstallaties te financieren. De behoefte om mijn verworven inzicht te delen met het Nederlandse volk bracht me tot ‘De heffing in het Nederlandse milieubeleid’ in Intermediair van  28 maart 1975. Deze missie heeft jammerlijk gefaald. Nul reacties. Tot troost van de auteur: het honorarium was vorstelijk. 

Hoewel, met dank aan Baumol en Oates,  de regulerende milieuheffing als thema van economisch onderzoek groeide en bloeide, kwam er in de praktijk van het milieubeleid vrijwel niets van de grond. Te veel politieke weerstand. Vooral om die reden propageerde ik vanaf 1990 verhandelbare emissierechten en wel de variant waarin de ‘rechten’ (lees vergunningen) gratis worden uitgedeeld aan de vervuilers. In de V.S. bleek dat politiek wel haalbaar. Inmiddels bestaat er een Europees systeem van verhandelbare emissierechten voor CO2 en equivalente emissies. In 2005 gestart, bestrijkt het European Emissions Trading System 45% van de uitstoot van broeikasgassen in de Europese Unie. Hoofdinstrument van het klimaatbeleid en uit nood geboren nadat een Europese koolstofheffing politiek onhaalbaar bleek.

Inkomensgroei en milieubehoud

Vanaf 1960 raakte in het economisch onderzoek de neoklassieke groeitheorie zeer in de mode. Groei van de bevolking en arbeidsproductiviteitverhogende technische vooruitgang zijn in die theorie de grote aandrijvers van de groei van het nationale inkomen. Milieu als mogelijk remmende factor kwam daar niet in voor en zo ligt in het model de weg open naar eeuwigdurend groei.  Het artikel ‘Pollution in a neo-classical World: The classics rehabilitated?’ van S.K. Kuipers en A. Nentjes in De Economist van januari 1973 is een vroege poging het milieu in te brengen in de neoklassieke groeitheorie. In het model is er een wedloop gaande tussen enerzijds de groeivoet van arbeidsproductiviteitverhogende technische vooruitgang plus bevolkingsgroei en anderzijds de door ons bedachte groeivoet van vervuilingreducerende technische vooruitgang. Blijft de laatstgenoemde groeivoet achter bij de eerste dan slaat de inkomensgroei om in krimp.       

Ik vind het nog steeds een handzame formule. Niet alleen als een passend antwoord gericht aan de ‘stop de groei’ school van destijds, maar meer nog als het gaat om de vraag hoe het ambitieuze klimaatbeleid van de EU gaat uitpakken. Net als in 1972 ben ik in 2017 de optimist. De voorspelling luidt dat de groeivoet van de brandstofreducerende technische vooruitgang over het komende decennium zo sterk zal versnellen dat de klimaatdoelen worden gerealiseerd zonder grote offers in de inkomensgroei, die immers door blijft gaan dankzij de arbeidsproductiviteitverhogende technische vooruitgang.

Tegen de crisis investeren voor het milieu

In de zomer van 1983 op vakantie in Beieren lees ik in de krant over ‘Waldsterben’. Al spoedig blijkt ‘zure regen’, veroorzaakt door depositie van zwaveldioxides en stikstofoxides uitgestoten bij de verbranding van fossiele brandstoffen, een grensoverschrijdend Europa-breed malheur te zijn. Op het milieuactiefront leidde het tot het rapport Werk maken van zure regen (november 1985), uitgegeven door de samenwerkende landelijke milieuorganisaties. Door Keynesiaans denken geïnspireerd: investeren in het milieu om uit de economische crisis te komen.  En inderdaad: het verhoopte positieve bestedingseffect op nationaal inkomen en werkgelegenheid komt uit het CPB-model in het rapport rollen. Maar er is ook een andere kant: in de jaren na de investeringen domineert het effect van de bestrijdingskosten en dat werkt toch echt negatief uit.

Internationaal milieubeleid      

Naast mijn rol als instigator en begeleider van de macro-economische studie drukte de zure regen me met de neus op de economische kansen voor internationale samenwerking. Multilaterale afspraken tussen landen onder het motto: door mijn emissies te beperken doe ik wat voor jou; doe jij in ruil wat extra inspanning voor mij. Het model dat uit deze gedachten voortkwam levert een Pareto-optimale overeenkomst over verdeling van bestrijdingstaken tussen landen. Onder de titel ‘An economic model of transfrontier pollution abatement’ staat  het in V.Tanzi (ed.), Public Finance, Trade and Development, Detroit 1990. Dankzij de wiskundigen die ik bij IIASA ontmoette kwam er daarna een wiskundig perfecte versie van het model, zoals A.V. Kryazhimskii et al. (2001), ‘Modelling market equilibria for transboundary environmental problems’, Nonlinear Analysis 47 991-1001. De mij bekende modellen van anderen die hier wat op lijken komen uit de hoek van ‘private provision of public goods’. Ze zijn lineair en daarmee beperkter dan ons niet-lineaire model.

Tot slot

Dit was een behoorlijk narcistisch verhaal. Dat krijg je met een auteur die wil verhalen hoe de economist, die in zijn hart milieuactivist bleef, zijn pad baande door de milieueconomie. Ik zocht mijn weg en vond meestal dat waar het me om ging; maar niet altijd en moest zelf wat bedenken. Dan weer viel mijn oog op mooie gedachten van anderen waar ik mee verder kon. Economische instrumenten, macro-economische samenhangen, internationale samenwerking en de trias groei, technische vooruitgang en milieu: ze behoren voor mij tot de thema’s die er toe doen.


De auteur is bereikbaar via het e-mailadres Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken..