Economisch onderzoek is antropocentrisch en houdt zich in hoofdzaak bezig met het welzijn van mensen en meestal niet met het welzijn van dieren. Als dieren toch worden meegenomen in economische beslissingen dan is dat meestal omwille van hun instrumentele waarde (voedsel, ecosysteemdiensten) en niet als wezens met een eigen bewustzijn. De standaard economische benadering kan dus als vertekend worden gezien en het is dus belangrijk om de rol van dieren en hun welzijn in economisch onderzoek te overwegen.
Ten eerste kan het gebruik van dieren – in hoofdzaak als voedingsbron – in ons economisch systeem als een traditioneel milieu-economisch probleem worden gezien. De private kosten van het verzorgen en verwerken van dieren worden wel meegenomen in de consumptie- en productiebeslissingen terwijl de externe kosten weinig of geen rol spelen. De externe effecten van het gebruik van dieren omvatten de negatieve gevolgen voor de dieren zelf. Zo worden er globaal meer dan 70 miljard landdieren – vooral kippen – per jaar gedood (zie figuur 1) en heeft het kweken van dieren nadelige gevolgen voor het welzijn van deze dieren. Daarnaast heeft het gebruik van dieren ook de gevolgen voor de menselijke gezondheid en het leefmilieu. Een dieet met veel bewerkt of rood vlees heeft significant negatieve effecten op de menselijke gezondheid en leidt bijvoorbeeld tot een verhoogd risico op darmkanker, diabetes type 2 en beroerte. De veeteeltsector heeft bijvoorbeeld ook een belangrijke impact op de bodem- en waterkwaliteit door de productie van dierlijke mest en met de emissie van ammoniak, nitraat en fosfaat, maar ook op de luchtkwaliteit via de emissie van broeikasgassen en fijn stof.
De aanwezigheid van deze externe effecten zorgt voor een marktfaling aangezien deze negatieve aspecten onvoldoende worden meegenomen bij de beslissingen van consumenten en producenten. Er wordt daardoor teveel vlees gegeten en de prijs van vleesproducten is te laag vanuit een maatschappelijk standpunt. Om deze marktfaling aan te pakken en de externe effecten zichtbaar te maken voor alle actoren is er een waaier aan acties en beleidsmaatregelen nodig. Naast het reguleren van de landbouwsector via normen en regels, zal het ook nodig zijn om de consumenten te activeren. Twee mogelijke strategieën hiervoor zijn het informeren en adviseren van consumenten en het aantrekkelijk maken van substituten voor vlees. Hierbij zijn een aantal zaken belangrijk om mee te nemen. Het is niet voldoende om consumenten objectieve informatie te geven, we moeten ook bereid zijn om deze informatie mee te nemen in onze beslissingen. De manier waarop campagne wordt gevoerd zal hierbij belangrijk zijn. Een positieve (hoe het kan zijn) versus een negatieve (hoe het nu is) boodschap heeft een andere impact afhankelijk van de context. Mensen horen ook niet graag wat ze moeten doen of wat ze niet mogen doen en kunnen daardoor tegendraads reageren op bepaalde boodschappen.
Figuur 1: Aantal dieren gedood voor vleesconsumptie (FAO via ourworldindata.org)
Ten tweede kunnen we de vraag stellen hoe dierenwelzijn kan meegenomen worden in een welvaartsfunctie. Hier zijn in essentie drie mogelijkheden: 1) het welzijn van dieren worden niet meegenomen, 2) dierenwelzijn wordt op een indirecte manier meegenomen via de nutsfuncties van menselijke individuen, of 3) dierenwelzijn wordt op een directe manier meegenomen als een aparte factor in de welvaartsfunctie. Om de laatste optie te kunnen implementeren moeten we een manier vinden om dierenwelzijn te meten bijvoorbeeld door kwetsuren te tellen, het bepalen van stressniveaus via de hoeveelheid cortisol in het bloed of door het gedrag van de dieren bij het afwegen van meer voedsel versus meer ruimte te bestuderen. Wanneer ervoor wordt gekozen om dierenwelzijn als een aparte factor op te nemen in een welvaartsfunctie dan kan die een kleiner, even groot of groter gewicht krijgen dan menselijk welzijn. De bepaling van deze gewichten kan gebaseerd worden op ethische argumenten of op huidig menselijk gedrag. Een argument dat hier bijvoorbeeld wordt aangehaald is dat dieren geen beslissingsmacht hebben en daarom een groter gewicht moeten krijgen. Kijken we naar het huidig gedrag van mensen dan zien we dat dieren meestal een lager gewicht krijgen toegewezen.
Enkele recente overzichtsbronnen met meer informatie over dit onderwerp zijn:
- Carlier, A., & Treich, N. (2020). Directly valuing animal welfare in (environmental) economics. International Review of Environmental and Resource Economics, 14(1), 113-152
- Bonnet, C., Bouamra-Mechemache, Z., Réquillart, V., & Treich, N. (2020). Regulating meat consumption to improve health, the environment and animal welfare. Food Policy, 97, 101847.
- Espinosa, R. (2021). Comment sauver les animaux?: Une économie de la condition animale. Presses Universitaires de France.