Deze website gebruikt analytische cookies om inzicht te krijgen in de populariteit van de aangeboden artikelen (webstatistieken). Persoonlijke gegevens van bezoekers worden niet vastgelegd.

In de internationale scheepvaart kan het stellen van CO2-uitstooteisen op het niveau van de hele vloot van een rederij in plaats van eisen voor ieder schip bijdragen aan kosteneffectieve emissiereductie. Dat blijkt uit een rapport van CE Delft.

Het ultieme doel van de ‘Initial IMO Strategy on Reduction of GHG Emissions from Ships’ is om broeikasgassen van de internationale scheepvaart uit te faseren. Het IMO (International Maritime Organisation) wil dit zo snel mogelijk in deze eeuw doen, en erkent dat dit een transitie van fossiele brandstoffen naar brandstoffen met een lage of geen CO2-uitstoot vereist. Omdat de totale kosten van schepen die op deze lage-uitstootbrandstoffen varen hoger zijn dan die van schepen die op de gebruikelijke brandstoffen varen, verwachten business-as-usual scenario’s niet dat het gebruik van de lage-uitstootbrandstoffen zal toenemen. Van de verplichte op doelen gebaseerde technische en operationele maatregelen om de koolstofuitstoot van de internationale scheepvaart te verminderen wordt niet verwacht dat ze veel zullen veranderen aan deze situatie omdat, volgens de effectbeoordelingen, er goedkopere opties beschikbaar zijn om de koolstofintensiteit van schepen te verbeteren. Tegelijkertijd zijn vele rederijen experimenten aan het doen met lage-uitstootbrandstoffen en hebben ze aangegeven dat ze het gebruik van deze brandstoffen zouden verhogen als de kosten daarvan lager zouden zijn.


Een manier om lage-uitstootbrandstoffen economisch aantrekkelijker te maken is door naleving op vlóótniveau door rederijen toe te staan. In plaats van te verlangen dat álle schepen van een rederij de vereiste carbon intenstity indicator (CII) individueel halen, zouden rederijen ervoor kunnen kiezen om hieraan te voldoen door aan te tonen dat hun vloot als geheel niet meer uitstoot dan hij zou doen als álle schepen aan de vereiste CII zouden voldoen. Dit betekent dat het geld dat anders zou worden besteed aan het verbeteren van de CII van alle niet-conforme schepen kan worden besteed aan het laten varen slechts een deel van schepen op lage-uitstootbrandstoffen. Op die manier is de totale uitstoot van de vloot conform de CII.

Het CE-rapport laat zien dat naleving op vlootniveau kan bijdragen aan het economisch aantrekkelijker maken van het gebruik van lage-uitstootbrandstoffen. In het beste geval kan meer dan 70% van de bijkomende kosten van het gebruik van lage-uitstootbrandstoffen worden opgevangen door niet te investeren in het verbeteren van andere schepen in de vloot (gemiddeld is het tussen de 25 en 50%, in het slechtste geval ongeveer 5%). De totale uitstoot van de vloot zal dan hetzelfde zijn als wanneer alle schepen een C-label hadden zouden hebben. Vloten van twee tot drie schepen of meer kunnen het varen op met schepen op uitsluitend lage-uitstootbrandstoffen al economisch aantrekkelijker maken. Aangezien in sommige gevallen lage-uitstootbrandstoffen met gebruikelijke brandstoffen kunnen worden gemengd, zou naleving op vlootniveau een aantrekkelijke optie voor vele rederijen kunnen zijn.

Naleving op vlootniveau kan een aantrekkelijke optie zijn voor rederijen die willen investeren in lage-uitstootbrandstoffen, vooral als ze geen andere kosteneffectieve opties hebben om de koolstofuitstoot van hun vloot te verbeteren. Het kan worden toegepast op grote én kleine vloten en kan dan het gebruik van deze brandstoffen stimuleren. Dit zal een positieve impact hebben op de ontwikkeling van technologie, brandstofproductie en bunkerinfrastuctuur.


Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van Danish Shipping. Meer informatie: Jasper Faber, Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.. Het rapport is te downloaden van https://ce.nl/publicaties/fleet-level-compliance-with-the-cii-regulation/.